#25 Esmé Wiegman

Transcriptie: Esmé Wiegman

Amy: Welkom bij de podcast Leaders in Wonen. Ik ben Amy en ik ga in gesprek met de leiders in de woningmarkt. Waarom? Omdat wonen iedereen raakt. Veel thema’s in de woningmarkt vragen om een oplossing, daarom ga ik op zoek naar de antwoorden van de leiders. Bovendien wil ik deze mensen leren kennen. Wie zijn het eigenlijk en wat drijft ze? Deze podcast wordt mede mogelijk gemaakt door onze partners CalcasaQuion en RNHB.

Amy: Vandaag spreek ik met Esmé Wiegman, directeur bij Valente. Leuk om hier in Amersfoort deze aflevering van Leaders in Wonen op te nemen! Vereniging Valente maakt zich sterk voor kwetsbare mensen in onze samenleving, zoals dak- en thuislozen, slachtoffers van huiselijk geweld en cliënten in beschermd wonen. Ik ben heel erg benieuwd, hoe maken jullie je sterk? Zou je daarover iets kunnen vertellen?

Esmé: Ja, dat kan ik wel. Valente is een branchevereniging, we zijn een vereniging van, voor en door leden. We hebben zo’n zeventig leden en dat zijn organisaties die mensen begeleiden bij participeren, maar ook in het bieden van opvang en waar nodig ook veilige opvang. Dus at zijn organisaties die maatschappelijke opvang bieden, begeleid en beschermd wonen, vrouwenopvang voor slachtoffers van huiselijk geweld. Maar we zeggen heel bewust dat we een branchevereniging zijn voor participatie, begeleiding en veilige opvang omdat we eigenlijk het liefst willen voorkomen dat mensen opgevangen worden. Dus hoe eerder we kunnen signaleren en mensen in een thuissituatie kunnen begeleiden en bijstaan, hoe beter het is om huisuitzetting en opvang te voorkomen. Hoe we dat doen, branchevereniging zijn, we vinden het heel erg belangrijk dat leden elkaar kennen, elkaar weten te vinden, dat ze met elkaar kennis kunnen delen. Vanuit die kennis die er echt bij de leden is kunnen we ook een vuist vormen in de belangenbehartiging richting rijksoverheid, maar ook richting gemeenten, richting zorgverzekeraars, iedereen waar we wel iets mee te bespreken hebben in het kader van de belangen van onze doelgroepen. We vinden het ook ontzettend belangrijk om met elkaar te werken aan vakmanschap, aan kwaliteit, aan innovatie. Dus ook met elkaar daar dingen in te ontwikkelen die de kwaliteit van de begeleiding en de zorg ten goede komen. En uiteindelijk, voor wie doen we het? Niet voor onszelf, we doen het echt ook voor de mensen voor wie we er zijn, aan de onderkant van de samenleving, mensen in een kwetsbare positie.

Amy: Je had het al over de leden, wie zijn dan precies de leden?

Esmé: De leden zijn organisaties die maatschappelijke opvang bieden, beschermd wonen bieden, vrouwenopvang bieden. Sommige organisaties zijn heel groot en bieden alle drie de vormen van zorg. Maar er zijn ook hele kleine leden die bijvoorbeeld alleen bescherm wonen bieden of alleen vrouwenopvang bieden of twee van de drie onderdelen. Dus die diversiteit is er.

Amy: Hoe vaak komen jullie bij elkaar of hoe zijn die overleggen binnen de vereniging?

Esmé: Het hart van de vereniging wordt gevormd door drie basisnetwerken, en in die basisnetwerken ontmoeten de leden elkaar rondom de thema’s maatschappelijke opvang, begeleid en beschermd wonen en de vrouwenopvang. Binnen die basisnetwerken vindt ontzettend veel kennisdeling plaats of daar wordt het initiatief genomen van “We gaan een bepaald traject ten behoeve van kwaliteitsontwikkeling uitzetten.” Maar er zijn ook wel thema’s – en dat brengt ons ook echt bij elkaar als Valente – die eigenlijk veel meer overstijgend over alle doelgroepen heen lopen. Daarvoor is het thema wonen echt een ontzettend belangrijke, want voor alle leden geldt dat de uitstroom van cliënten een hele lastige is vanwege het tekort aan betaalbare huisvesting. Maar ook een thema als armoede en schulden is een centraal thema dat al onze doelgroepen raakt. Ook allerlei landelijke ontwikkelingen in het overheidsbeleid van decentralisaties, maar ook het organiseren van landelijke toegang tot zorg. Dat zijn echt van die overstijgende thema’s. Maar ook een thema als stigma, onze doelgroepen hebben allemaal ook heel sterk te kampen met stigma. Het doet wat met je op het moment dat je dakloos wordt of dat je misschien een periode van detentie achter de rug hebt of dat je slachtoffer bent van huiselijk geweld. Het zorgt voor een enorm stigma, daar komt die beweging van destigmatisering in gang te helpen. Dat is eigenlijk ook zo’n thema als rode draad door al onze organisaties heen. Dus eigenlijk rondom al die andere thema’s hebben we ook gewoon het themanetwerk ingericht, waar dus ook zaken besproken kunnen worden en het is ook heel vaak zo dat we samen met onze leden ook optrekken in bijvoorbeeld een overleg richting bewindspersonen of richting Kamerleden of richting zorgverzekeraars.

Amy: Wat zijn dan de grootste thema’s op jouw agenda op dit moment?

Esmé: De grootste thema’s zijn echt wel die centrale thema’s, dan gaat het over wonen, over huisvesting, en wat daarvoor nodig is. Dan gaat het over schulden, dat daar de goede begeleiding op is. Dan gaat het over stigma, maar het gaat ook echt over het overheidsbeleid, dat zijn wat meer technische onderwerpen. Maar uiteindelijk ook de decentralisatie en door decentralisatie van zorg is een hele belangrijke. Maar ook landelijke toegang, want heel vaak hebben onze cliënten ook ermee te maken als ze zich ergens melden bij een loket dat ze dan aanvankelijk niet het huis worden gegeven omdat de papieren niet op orde zijn. Dus om echt in beeld te zijn en uiteindelijk ook toegang te krijgen tot zorg die nodig is, dat is niet eenvoudig.

Amy: Kun je daar iets meer over vertellen? Hoe komen mensen in aanraking met jullie leden of hoe werkt dat proces dan precies? Wat zie jij in de praktijk?

Esmé: Dat zijn heel veel verschillende routes. Eén van de kenmerkende dingen is, wanneer komen mensen ook echt bij onze leden terecht? Dan is de problematiek echt wel groot en vaak ook wel complex. Neem zo’n thema als dakloosheid, op het moment dat jij of ik vandaag of morgen heel onverwachts ons veilig huis kwijtraken, bijvoorbeeld omdat mijn zegt “Toedeloe”, dat ik niet meer in mijn huis zou kunnen, dan heb ik eigenlijk best een heel goed sociaal netwerk dat ik zeg “Ik kan naar mijn moeder toe of mijn broers en zussen of vrienden, dan kan ik daar voorlopig wel terecht. Ik heb gewoon mijn baan, ik heb mijn inkomen, en vanuit die situatie ga ik gewoon opnieuw een huisvesting zoeken.” Dat is misschien tegenwoordig niet heel eenvoudig, maar ik heb een vangnet. Maar op het moment dat er veel meer speelt, namelijk geen goed sociaal netwerk waar je terecht kan, of je hebt psychische problemen waardoor het echt lastig is om je leven nog een beetje verder op orde te houden, of je hebt misschien een verslavingsprobleem, noem het allemaal maar op, als het complexer wordt kan het echt betekenen dat mensen gewoon hulp nodig hebben en uiteindelijk moeten aankloppen bij maatschappelijke opvang omdat er gewoon geen andere weg is. Maar het hele jammere is, op het moment dat mensen aankloppen bij maatschappelijke opvang en je ziet dan even de geschiedenis terug van “Wat is er allemaal aan vooraf gegaan?”, dat je denkt “Wat jammer dat het zo ver heeft moeten komen en dat er niet eerder al iets gesignaleerd is.”

Amy: Waar zou dat wel kunnen? Met welke partijen werken jullie dan veel samen die daarvoor eigenlijk nog zitten?

Esmé: Dan is het dus heel erg belangrijk, neem zoiets als het voorkomen van dakloosheid. Vaak kunnen er al vroege signalen zijn, op het moment dat bijvoorbeeld de huur niet meer betaald wordt of bepaalde rekeningen worden niet meer betaald. Dat er dan ergens een alarmbelletje gaat klinken, “Wat is er in die situatie aan de hand?” Een woningcorporatie heeft natuurlijk ook echt een huisvestingstaak en vaak zie je ook wel dat een woningcorporatie ook best iets meer wil doen dan alleen de rekening sturen, natuurlijk, voor de huur. Maar dan zou het heel goed zijn als zo’n woningcorporatie ook heel snel zou kunnen schakelen met onze leden op het moment dat er gewoon meer aan de hand is, dat je zegt “Let op!” En in plaats van het zo ver te laten komen, dat een woningcorporatie zegt “Ik kan nu echt niks anders dan huisartssetting en ik trek mijn handen ervan af.” Dat je eigenlijk met elkaar al heel vroeg kunt kijken “Wat is nu in deze situatie nodig aan begeleiding?”, dat iemand kan blijven wonen, maar dat het wel ook hanteerbaar is. Allereerst voor de persoon zelf, want die zit echt in de problemen, maar ook voor zijn omgeving. Vaak heb je ook van die situaties waar er geklaagd wordt over overlast. Dat wil je natuurlijk voorkomen. Maar de eerste aandacht moet echt uitgaan naar de mensen in de problemen.

Amy: Die samenwerkingen liggen er dus wel met woningcorporaties? Of te weinig?

Esmé: Ik denk dat dat beter kan. Er zijn gelukkig hele goede voorbeelden van situaties hoe dat loopt. In die situaties zie je bijvoorbeeld ook dat er hele mooie afspraken zijn gemaakt met gemeenten, met woningcorporaties, met zorgaanbieders, in die driehoek, en dat die heel goed met elkaar scherp hebben “Hoe doen we dat?” Ook met een huisvesting van aandachtsgroepen, “Hoe informeren we elkaar over de begeleiding?” Soms ook nog verdergaand, dat woningcorporaties en zorgorganisaties bijvoorbeeld hele mooie nieuwe woonconcepten ook met elkaar weten te bedenken waardoor je ook veel meer gebruik maakt van de sociale omgeving van huurders die begeleiding nodig hebben, dat je eigenlijk een veel sterker concept hebt wat ook een wijk tegelijk veel sterker maakt.

Amy: Kan je zo’n voorbeeld noemen?

Esmé: Het is misschien wel aardig om de Actieagenda Wonen te noemen, die vorig jaar is opgesteld. Een mooi initiatief van Aedes, de koepelorganisatie van woningcorporaties. Er was nog geen nieuw kabinet, wonen moest veel meer aandacht gaan krijgen, laten we met elkaar de krachten bundelen. We hebben toen met een aantal organisaties een hele mooie paragraaf opgesteld binnen die actieagenda, maar dat gaat ook om wonen, zorg, leefbaarheid. Met die partijen organiseren we allerlei webinars op locatie van goede voorbeelden waarvan je zegt “Dit is een mooi voorbeeld van samenwerking met woningcorporaties, met een zorgaanbieder, de betrokkenheid van gemeenten.” Om die concepten ook beter in beeld te krijgen en op zoek te gaan “Wat zijn nou echt hele mooie succesfactoren?” Een mooi voorbeeld waar we een poosje geleden bij zijn geweest, dat was in Utrecht, in Leidsche Rijn, waar huurwoningen zijn gerealiseerd door een woningcorporatie. In die huurwoningen is een x-percentage van mensen die begeleid worden door een zorgorganisatie en er zijn huurders zonder begeleiding. Die huurders zonder begeleiding hebben wel de afspraak gemaakt om daar te kunnen huren, om daar te kunnen wonen, dat ze ook zeggen “Ik zet me in als huurder ten behoeve van mijn buren in dit hele concept om ook echt een goede buur te kunnen zijn.” Dat is een heel mooi concept en het was ook wel leuk, want in dat webinar werden huurders ook geïnterviewd, van “Hoe is het nu om zo te wonen?” en het hele grappige want mensen dan zeggen is, “Het is gewoon leuk.” Dus het is helemaal niet van “Het is ingewikkeld en moeilijk en problemen. We zijn elke dag bezig met problemen op te lossen.” Nee, de huurders zetten gewoon hun handtekening “Ik ben een goede buur en ik zet me af en toe eens even in, ik laat mijn gezicht zien op een gezamenlijk koffiemoment of met elkaar voetbal kijken. Dat is wat ik doe.” Het begeleiden van mensen, dat ligt gewoon bij een zorgorganisatie. Dus het is niet zo dat mensen helemaal overbelast worden van “Nu moet ik hier helemaal de problemen van anderen gaan oplossen.” Dus dat soort concepten, dat is echt heel erg mooi en heel positief. Het werkt aan beide kanten positief. Want die goede buur zegt “Wat bijzonder om jou als buur te hebben” en degene die begeleiding ontvangt, maar ook een goede buur ontvangt en daarmee kan samenleven in zo’n wijk, die doet ook een hele positieve ervaring op, na vaak wel situaties van jaren dat het voor zijn gevoel alleen maar bergafwaarts ging, alles verloren, ook misschien wel het vertrouwen in de overheid of in de zorg verloren, en nu weer positieve ervaringen opdoet en contact opdoet.

Amy: Verwacht je dat er meer van zulke initiatieven gaan komen? Of is het ook heel lastig om die initiatieven van de grond te krijgen?

Esmé: Ik verwacht wel dat er meer initiatieven gaan komen. Ik denk dat dat ook simpelweg komt doordat goede voorbeelden aanstekelijk kunnen werken. Maar daar is wel wat meer voor nodig, want dat zie je dus ook wel in zo’n gemeente Utrecht, waarom lukt dat dus in Utrecht? Dat zegt iets over de gemeente Utrecht, die hier echt zijn beste beentje voor zet. Het zegt iets over een woningcorporatie die op deze manier vernieuwend bezig wil zijn en het zegt ook iets over een zorgorganisatie die heel bewust het contact met de gemeente en met zo’n woningcorporatie heeft. Dus dat die drie elkaar weten te vinden en met elkaar afspraken weten te maken. In heel veel situaties is dat nog niet zo. Daar zie je bijvoorbeeld wel dat gemeenten met woningcorporaties dan wel afspraken hebben. Dat is al heel erg mooi, maar als het echt gaat om begeleiding van bepaalde mensen, dan heb je die zorgorganisatie nodig.

Amy: Ik vind het heel mooi om te horen, want jouw achtergrond ligt natuurlijk echt in de zorg, dat je ook zo kijkt naar zorg en wonen. Het zou mooi zijn als je dat breder kan aanpakken. Ik had met Peter Boelhouwer het laatste interview voor deze podcast, hij had nog een vraag voor jou, dus die wil ik aan je voorleggen. Zou je niet veel meer het concept van housing first moeten introduceren? Wat we traditioneel doen is mensen die maatschappelijk gezien in de problemen komen eerst die problemen oplossen en ze dan een huis aanbieden. Als je kijkt naar het buitenland, Amerika en Engeland, dan zie je ook wel dat mensen eerst een huis krijgen en in een stabiele situatie terechtkomen en dan de problemen worden opgelost. Zouden we niet veel meer dat housing first concept moeten omarmen in Nederland? Dat is zijn vraag. 

Esmé: Ja, helemaal eens. Dat is ook echt iets wat veel van de leden van Valente ook doen. Dus dat housing first concept wordt door heel veel van onze leden al toegepast, ook wel in verschillende vormen. Maar eigenlijk is het hele idee dat het begint met een huis, dat is wel een idee wat steeds meer begint te landen. Maar ook nog niet bij iedereen, want op de ene of andere manier lijkt het ook wel – en dan heb je het dus ook over dat stigma – op het moment dat je dakloos wordt, dan wordt het misschien niet altijd uitgesproken, maar ik denk door heel veel mensen gedacht, “Je hebt iets fout gedaan.” Want doordat jij iets fout hebt gedaan, misschien ook wel een beetje dom bent geweest, daarom ben jij nu dakloos. Als je iets doms hebt gedaan en iets fout hebt gedaan, dan moet jij uiteindelijk ook wel even laten zien waarom jij weer opnieuw een huis verdient. Dat is een beetje dat onuitgesproken sfeertje.

Amy: Ook het stigma, wat je al zei.

Esmé: Het stigma waarin mensen zich bevinden en heel lang is er ook wel een beetje het idee geweest, ook in de hulpverlening, stapje voor stapje moet jij dat vertrouwen weer gaan verdienen dat jij uiteindelijk echt wel in een huis kunt wonen. Eigenlijk is het bizar en zou je het dus moeten omdraaien, dat je zegt “Een dak boven je hoofd is niet iets wat je hebt te verdienen of moet bewijzen of moet waarmaken; dat is gewoon een recht. Daar heeft elk mens gewoon recht op en daar moet in voorzien worden.” Dus begin met een huis, dat geeft inderdaad rust en stabiliteit om ook aan andere problemen die er wellicht zijn op het gebied van verslaving of schulden of psychiatrische problematiek, om daar ook aan te gaan werken. Dus die benadering is er gelukkig steeds meer. Ik merk ook bij onze leden die maatschappelijke opvang bieden dat ze ook echt zeggen “Maatschappelijke opvang, laat het alleen een heel tijdelijk vangnet zijn voor crisissituaties, maar laat mensen alsjeblieft zo kort mogelijk verblijven zodat ze zo snel mogelijk inderdaad weer gewoon huisvesting hebben.”

Amy: Hoe groot is eigenlijk de groep die geen huis heeft? Hebben jullie daar inzicht in?

Esmé: Dat is één van de meest gestelde vragen van de afgelopen jaren sinds ik bij Valente werk. Dat is dus iets heel bijzonders, wij weten niet precies hoeveel dak- en thuisloze mensen er zijn. Dat heeft verschillende oorzaken, dat heeft ermee te maken dat gemeenten verschillend definiëren en registreren. Dat zie je ook wel terug in de CBS-cijfers. CBS publiceert natuurlijk ook met enige regelmaat cijfers. Dat doen ze heel keurig met een hele goede onderbouwing, namelijk “Hoe zijn we tot deze cijfers gekomen en welke doelgroepen zijn daarin dus wel en ook niet meegenomen?” Dus we weten het niet precies.

Amy: Heb je wel het idee dat dat meer is geworden, de afgelopen tijd, of minder, of dat jullie daar eerder bij kunnen zijn? Kan je daar iets over zeggen?

Esmé: Daar heeft corona ook wel een hele bijzondere bijdrage aan geleverd, toen corona net uitbrak en tijdens de eerste lockdown was er natuurlijk de oproep “Blijf zoveel mogelijk thuis.” Toen zeiden wij “Hoe dan, als je geen huis hebt? Waar moet je dan zijn?” Toen is er veel meer tijdelijke opvang gerealiseerd, ook omdat die anderhalve meter afstand bewaard moest worden. Maar toen zijn er ook veel meer mensen in beeld gekomen die gebruik konden maken van de opvang en gelukkig langs die route, doordat ze in beeld waren, ook verder geholpen konden worden. Dus toen zijn er veel meer mensen in beeld gekomen, maar eigenlijk ook wel weer met dat sluiten van de opvang. Toen zeiden veel van onze leden ook, op de plekken waar misschien nog sprake was van slaapzalen, “We moeten nu niet weer terug naar slaapzalen.” Omdat de positieve verhalen van dakloze mensen ook was hoe helpend het was om 24 uur ergens terecht te kunnen en ook een eenpersoons- of hooguit een tweepersoonskamer te hebben waar je gewoon veel meer rust ervaart dan dat je op een luidruchtige slaapzaal de nacht moet doorbrengen en om 8.00 uur weer je boeltje bij elkaar gepakt moet hebben om de straat op te gaan en je weet niet waar naartoe. Dus eigenlijk dat die rust en stabiliteit een hele goede basis was om stappen te kunnen ondernemen en herstel te gaan ervaren.

Amy: Eén van de moeilijke punten binnen de huidige woningmarkt is natuurlijk het aanbod, dat er gewoonweg te weinig sociale huurwoningen zijn of andere soort woningen om ook te zorgen dat iedereen die basisvoorwaarden van een dak boven zijn hoofd heeft. Nu is er vorige week wel een mooi programma aangekondigd, ‘een thuis voor iedereen’, het tweede van de zes programma’s onder de Nationale Woon- en Bouwagenda. Zou je daar iets meer over kunnen vertellen, vooral ook welke rol jullie daarin hebben gespeeld en wat je verwacht van dit plan?

Esmé: Ja. Ik ben ontzettend blij met het programma ‘een thuis voor iedereen’, en ik ben ontzettend blij dat volkshuisvesting weer op de agenda staat van de politiek. Het is natuurlijk heel bizar geweest dat het gewoon een aantal jaren helemaal weg leek, we hadden zelfs ook geen minister voor volkshuisvesting meer. Ook is ergens het idee gaan leven “Volkshuisvesting, laat dat maar aan de markt over. De markt redt het wel, die lost het probleem wel op.” Als er iets duidelijk is geworden, is dat de woningmarkt geen markt moet zijn, maar dat volkshuisvesting nodig is. Dus we zijn heel erg blij dat er een minister is. Waar ik ook heel erg blij mee ben is de totstandkoming van het programma, dat het niet ergens achter een tekentafel in Den Haag is opgesteld, maar in contact met organisaties waaronder ook Valente, waarbij we ook goed hebben kunnen meedenken, van “Wat is nu nodig?” Dus we zijn blij met het resultaat wat er ligt. Wat maakt dat ik erg blij ben? Even een paar highlights daaruit, allereerst dat er gewoon gezegd wordt: Er moeten veel meer sociale huurwoningen beschikbaar zijn, dat er een percentage wordt genoemd van 30% en ook door het hele land, dus over alle gemeenten, dat elke gemeente ook zijn verantwoordelijkheid neemt. Dus die gelijke verdeling is een hele belangrijke. En ik vind het ook heel erg belangrijk dat er aandacht is voor aandachtsgroepen. Dat heel expliciet die groepen ook worden benoemd. Slachtoffers van huiselijk geweld, die na een periode van opvang uiteindelijk weer ergens willen gaan wonen. Mensen vanuit detentie of vanuit forensisch beschermd wonen, mensen vanuit een maatschappelijke opvang. Dus dat die doelgroepen ook expliciet worden genoemd en dat het niet is van “Het gaat hier alleen over ouderenhuisvesting en alleen over studentenhuisvesting.” Dus dat zijn hele belangrijke dingen. Ook dat er gewoon ook wel her en der gezegd wordt “Er worden dingen verplicht of wettelijk vastgelegd.” Dus dat het niet een programma is met veel mooie woorden en dat de uitvoering is overgeleverd aan de vrijblijvendheid van partijen die al dan niet iets gaan oppakken.

Amy: Wat verwacht je de komende tijd hiervan te merken voor de leden of voor Valente als vereniging?

Esmé: Daar verwacht ik wel wat van, tegelijkertijd hebben we daar ook wel belangrijke aandachtspunten. Er wordt bijvoorbeeld genoemd hoe belangrijk het is dat er een woon-zorgvisie wordt opgesteld en dat het ook wettelijk wordt vastgelegd. Maar in zo’n woon-zorgvisie, ik kan me eigenlijk niet voorstellen dat gemeenten een woon-zorgvisie gaan opstellen zonder zorgaanbieders daarbij te betrekken. Ik kan het me niet voorstellen en tegelijkertijd leert de ervaring ook wel dat dat niet altijd vanzelfsprekend is. Dus ik denk dat het ontzettend belangrijk is dat die woon-zorgvisies echt gewoon in die samenwerking van gemeenten, van woningcorporaties en zorgaanbieders wordt opgesteld. Dus dat is een hele belangrijke. Iets wat we als Valente eigenlijk ook wel van meet af aan noemen, wij spreken eerder over de 30%-30% regeling. Dus twee keer 30%. Dat je zegt, van die 30% sociale huisvesting, besteedt dan ook 30% voor die aandachtsgroepen. Want er zijn natuurlijk veel mensen die graag een betaalbaar huis willen, de startups, zo zijn er ook allerlei groepen te noemen. Reserveer dan ook 30% van die 30% heel specifiek voor die aandachtsgroepen.

Amy: Merk je dat daar nu een grotere groep naartoe gaat? Als dat niet wordt gedaan, wat betekent het dan voor die 30% woningen?

Esmé: Daar zijn we dus heel erg benieuwd naar. Wat we nu merken, al onze leden ervaren problemen met de uitstroom. Dus zowel uitstroom vanuit de daklozenopvang, uitstroom vanuit beschermd wonen, uitstroom vanuit de vrouwenopvang. Daarnet stelde je de vraag: Merk je dat er een toename is van de problemen? We merken nu gewoon op alle fronten dat die druk heel erg hoog is. Dat heeft aan de ene kant te maken met een toename van mensen die in de problemen komen, maar ook vanwege de gebrekkige uitstroom, hoe lastig het is, ook al zijn mensen er klaar voor, dat je zegt “Wat doe je hier eigenlijk nog in de opvang?”, of vanuit beschermd wonen, “Je kunt met begeleiding ook weer thuis gaan wonen.” Dat is vaak een kwestie van wachten tot er een beschikbare plek is. Dus daarin moet echt wat gebeuren. Bijvoorbeeld ook slachtoffers van huiselijk geweld die dan vanuit de vrouwenopvang komen, het is mij ook opgevallen dat in heel veel gemeenten er geen urgentieregeling is voor deze doelgroepen, bijvoorbeeld. Terwijl wij zeggen “Dat moet je echt willen”, zeker ook vrouwen met kinderen. Kinderen wil je eigenlijk gewoon helemaal niet in de opvang hebben.

Amy: Zijn er andere punten waarvan je zegt “Dat wil ik nog aanhalen uit dit programma wat voor ons wel heel belangrijk is of waar we goed op monitoren”?

Esmé: We weten allemaal dat er uiteindelijk bij het bouwen van woningen altijd wat tijd overheen gaat, terwijl de urgentie er nu is. En dat we ook zeggen “Kijk ondertussen ook naar andere mogelijkheden.” We weten ook dat er veel bestaand vastgoed is wat best geschikt zou kunnen zijn om omgebouwd te worden tot woningen, maak daar werk van. Dus om daar meer aandacht voor te hebben. Maar ook het delen van een woning, dat is ook vaak lastig. Woningcorporaties hanteren nog weleens de regeling dat er maar één iemand een woning mag huren. Maar stel je voor, mensen stromen uit vanuit beschermd wonen, die hebben er juist eigenlijk ook wel wat aan om samen met iemand te kunnen gaan wonen, dat je ook echt steun hebt aan elkaar, dat je ook veel meer flexibiliteit gaat hebben in huurcontracten. Er wordt dan ook wel gesproken over friends-contracten, dat meer mensen in zo’n huurwoning kunnen wonen. Dus dat woningdelen is ook een hele belangrijke. Eén van de dingen die nu al wel gebeuren is de zogenaamde kostendelennorm, dat was ook een probleem van de afgelopen jaren, dat er ook veel dakloze jonge mensen gevonden werden op straat. Dat had ermee te maken dat ze op hun achttiende bijvoorbeeld niet meer thuis konden wonen omdat dan de uitkering van de ouders in gevaar kwam. Dat je ook voor die jongeren de mogelijkheid biedt dat ze gewoon ook langer, als ze willen en als het mogelijk is, nog thuis kunnen blijven wonen zonder dat de uitkering van de ouders meteen in het gevaar komt.

Amy: Je zei nog eerder in je verhaal dat die woon-zorgvisie opgesteld moest worden tussen woningcorporaties, gemeentes en zorginstellingen. Ik was nog wel benieuwd, hoe verwacht je dat dat tot stand gaat komen? Zijn er nu al groepen die dan op die manier samenwerken? Of moet dat echt nu van de grond gaan komen, nu dat dat is opgesteld?

Esmé: In de afgelopen jaren hebben verschillenden van onze leden al mooie ervaringen opgedaan om dit zo te doen. Er is toen een actieprogramma geweest onder de titel ‘weer thuis’, en die hebben gewerkt om van die prestatieafspraken te gaan maken tussen die drie partijen. Dat is inmiddels op een aantal plekken in het land gebeurd met positief resultaat. Toen we vorig jaar om de tafel gingen zitten met Aedes en met andere partijen om die Actieagenda Wonen op te stellen zeiden we ook “Die resultaten uit het programma ‘weer thuis’, waar we ook met Aedes hebben samengewerkt, dat is wel heel erg mooi om dat mee te nemen, dat we nu ook echt kunnen gaan doorpakken en we hoeven nu niet op nul te beginnen en allerlei dingen opnieuw te gaan bedenken. Want er zijn goede voorbeelden vanuit de praktijk waarvan we weten dat het succesvol is, we gaan dat gewoon nu doen met elkaar.”

Amy: Dus dat is echt wel iets om nu mee te nemen bij dit programma: kijk daarnaar en pas dat dan ook toe.

Esmé: Ja.

Amy: Mooi! Zijn er nog andere zaken die ik vergeten ben te vragen rondom wonen en Valente?

Esmé: Ik zit zelf nog even te denken, Valente bestaat sinds 1 januari 2020. We zijn een fusieorganisatie van Federatie Opvang en RIBW Alliantie. En voor mij was 1 januari 2020 ook de start van mijn werk bij Valente. Eén van de eerste dingen waar ik toen bij betrokken ben geraakt was bij een traject, een onderzoek van de raad van volksgezondheid en die hebben toen ook een heel mooi onderzoek, een heel mooi programma opgeleverd met de titel ‘herstel begint met een huis – dakloosheid voorkomen en verminderen’. Dat is toen verschenen in april 2020 en ik vind het eigenlijk wel mooi om de dingen te zien die de raad voor volksgezondheid toen heeft benoemd, hoe staatssecretaris Paul Blokhuis daarmee verder is gegaan, en die heeft ook gezegd “Ik stel ook geld beschikbaar om met die aanpak van dakloosheid wat te gaan doen.” We zien nu bij het huidige kabinet dat net van start is gegaan, daar hebben we ook gezegd “Ga verder daar waar Paul Blokhuis mee gestart is”, dat dat ook gebeurd is. Er is ook structureel meer geld beschikbaar voor de aanpak van dakloosheid. Dus ik vind het eigenlijk wel mooi, we zitten nu in 2022, we weten allemaal dat de molens af en toe wat langzaam kunnen malen. Maar als ik nu kijk naar 2020, dat advies van de raad van volksgezondheid, de acties van staatssecretaris Paul Blokhuis en naar nu, het programma ‘een thuis voor iedereen’, dan zit daar wel iets van een lijn en een opbouw in. Dus daar ben ik wel blij mee.

Amy: Dat maakt een mooi bruggetje naar jouw carrière en je gaf ook al aan hoe je hier gestart bent. Daar zou ik verder op in willen gaan, je werkt hier nu twee jaar. Wat vind je zo mooi aan Valente als organisatie?

Esmé: Ik word gewoon heel erg enthousiast over wat onze leden doen in de dagelijkse praktijk aan inzet voor mensen. Daar gaat het ook echt over een doelgroep van mensen die vaak slecht gezien worden, slecht gehoord, ook vaak heel ingewikkeld is. En daarvoor zijn ze er. Wat ik ook heel leuk vind, ook als ik bij die organisaties ben, is de cultuur binnen die organisaties. Het is heel erg ook een kwestie van “Doe maar normaal.” Het is allemaal niet heel erg chique en ingewikkeld, gewoon opgestroopte mouwen, heel erg kijken ook van “Wat heeft deze client in zijn of haar situatie nodig?” en dan ook gewoon kijken naar maatwerk, en “Hoe kunnen we voor deze persoon het verschil maken?” Dat spreekt me gewoon heel erg aan en dan vind ik het ook mooi om dat vanuit de branchevereniging zichtbaar te maken, in beeld te brengen en ook te helpen dat dat geluid gehoord wordt.

Amy: Je achtergrond helpt daar natuurlijk ook enorm bij, je politieke achtergrond, maar ook de ervaring die je hebt opgedaan binnen de zorgsector. Misschien kunnen we iets meer teruggaan in de tijd, want je hebt een hele andere studie gedaan. Hoe ben je ooit in de politiek terechtgekomen en hoe heb je dan weer de switch gemaakt naar de zorg? Daar wil ik graag meer over weten.

Esmé: Ik heb na mijn middelbare schooltijd Nederlandse taal en letterkunde gestudeerd, dat vond ik gewoon een leuke studie. Ik was en ben nog steeds dol op moderne literatuur. Dus een hele leuke studie en mooi breed ingevuld en het voordeel van deze studie is ook dat ik alles kan lezen en analyseren en ook nog steeds een hele leuke hobby heb, namelijk literaire romans lezen. Maar wat tegelijk ook al zo was in mijn studententijd, dat was dat ik actief was in een politieke jongerenorganisatie. Dat vond ik gewoon leuk om te doen, debatavonden organiseren, spannende onderwerpen gewoon bij de kop pakken, werkbezoeken organiseren. Dus dat vond ik gewoon heel erg leuk, om met maatschappelijke thema’s bezig te zijn. Maatschappelijke thema’s kom je trouwens ook altijd tegen in de moderne literatuur, dus literatuur is wat dat betreft ook een spiegel van wat er leeft in de samenleving. Dus politiek deed ik er eigenlijk bij als hobby in mijn vrije tijd. Die hobby is eigenlijk meer veranderd in werk toen ik op een gegeven moment in de gemeenteraad terecht kwam van Zwolle. Dat was een hele leuke combinatie, want dat combineerde ik dan met zorg voor toen nog kleine kinderen thuis, ik deed nog wat redactiewerk voor verschillende uitgevers. ‘s Avonds was ik dan bezig in de politiek. Met een kind voorop en een kind achterop de fiets ging ik ook eens even wat locaties bezoeken in het kader van gemeenteraadswerk. Dus dat was een hele leuke combinatie. Ik vond het leuk om te doen en ik merkte ook dat het me goed afgaat, het gemeenteraadswerk. Toen ben ik op een gegeven moment benaderd of ik belangstelling had om me beschikbaar te stellen ook voor de lijst voor de Tweede Kamer verkiezingen. Dat was eigenlijk helemaal niet zo bij me opgekomen, maar toen dacht ik “Misschien ergens een plek op de lijst, prima. Ik ben gemeenteraadslid in Zwolle, ik ben een jonge vrouw, dus misschien kan ik op die lijst nog wat doen.” Ik ben dus een selectieproces ingerold voor de Tweede Kamer verkiezingen, dat was toen voor 2006. Dat selectieproces verliep eigenlijk ook heel voorspoedig, dus toen kreeg ik de vraag “Mogen we je op een verkiesbare plek zetten?” Daar moest ik echt even over nadenken en aanvankelijk zei ik “Nee, doe maar niet.” Ik had het eigenlijk wel heel goed naar mijn zin in de gemeenteraad en thuis met mijn kleine kinderen. Toen vroegen ze “Mogen we je op plek zeven zetten?” Dat was in die periode voor de ChristenUnie een ‘net wel, net niet’ plek in de peilingen. Ik heb er nog eens over nagedacht en ook met mijn man besproken en die zei “Doe maar gewoon. Als je de Kamer in komt, dan gaan we gewoon de rollen omdraaien.” Hij zou dan het grootste deel van de zorgtaken overnemen. Bij die verkiezingen haalde de ChristenUnie zes zetels, dus ik was het net niet geworden, maar kabinetsdeelname werd het net wel. Toen ben ik doorgeschoven, de Kamer in, in 2007. Heel erg leuk hoe ik er op die manier ingerold ben. Ik kwam dus toen in een fractie terecht waar al een aantal portefeuilles verdeeld waren over Kamerleden, maar er weer nieuwe ruimte ontstond vanwege Kamerleden die doorgingen naar het kabinet. Toen was aan mij de vraag “Zou je ook de portefeuille zorg willen doen?” Ja, dat wilde ik op zich wel, ik vond het ook heel erg leuk om ruimtelijke ordening en milieu te doen, dat waren ook wel portefeuilles die ik in de gemeenteraad deed. Dus ik ben de zorg gaan doen, in die periode ben ik van de zorg gaan houden. Dus in de periode van de Kamer dacht ik “Als ik de Kamer uitga, dan wil ik de zorg in.” Dus dat heb ik ook gedaan na twee periodes in de Kamer, die wel wat korter waren door kabinetsval. Het was ook mijn eigen initiatief om te zeggen “Het is nu tijd voor een nieuwe stap, ik wil de zorg in. Daar moet ik ook zien te starten want ik ben wel een starter in de zorg.” Ik had geen opleiding of achtergrond daarin. In de afgelopen jaren ben ik op verschillende plekken in de zorg werkzaam geweest en ik moet zeggen, de jaren dat ik directeur was van de patiëntenvereniging hebben mij ook enorm gevormd in het kijken vanuit patiënt en client perspectief. We zeggen vaak wel “De client staat centraal”, maar als puntje bij paaltje komt is het toch heel vaak dat de structuur, de organisatie, het geld en de wet leidend zijn. Om dan echt te denken vanuit clientperspectief, dat heeft me wel gevormd.

Amy: Hoe heeft de tijd in de politiek je kunnen helpen aan die andere kant? Dus echt in de zorg?

Esmé: Wat ik nu wel heel erg leuk vind, ook werkend bij Valente, is dat je wel een beetje weet hoe Den Haag werkt. Dus uiteindelijk hoe zo’n Kameragenda werkt, hoe de dynamiek tussen kabinet en Kamer is, welke contacten er zijn, en vooral ook welke contacten er niet zijn. Heel vaak, mensen die het niet zo goed weten hebben het over Den Haag, “Ze doen daar maar in Den Haag.” Ja, maar wie dan precies? Ook bij heel veel vragen, is dit wel een vraag voor Den Haag? Of is dit iets wat jij gewoon in jouw woonplaats met jouw wethouder en met jouw gemeenteraad hebt uit te zoeken? Dus dat valt me ook op, hoe vaak er naar Den Haag wordt gekeken, terwijl je zegt “Volgens mij moet je dit met andere mensen zien op te lossen.”

Amy: Ja, dat is wel heel waardevol in de rol waar je nu zit. Hoe heb je het thuis uiteindelijk geregeld? Je zei “We gaan de rollen omdraaien”, is het uiteindelijk ook zo gebeurd?

Esmé: Ja, dat is zo gebeurd. Ik ging dus de Kamer in, en mijn man heeft toen het grootste deel van de zorgtaken overgenomen. Maar het hele leuke is, hij kon ook gewoon blijven werken. Dus hij kon zijn uren ook wat terugbrengen en hij heeft jarenlang een schooltijd baan gehad, dus hij bracht de kinderen naar school, ging werken en rond een uur of 15.00 uur stopte hij met werken, en haalde de kinderen weer van school. En ik vind het ook heel erg leuk, we hebben drie zoons, dus het was voor de jongens ook ontzettend leuk om hun vader gewoon veel in de buurt te hebben.

Amy: En verder zei je ook “Ik ben enorm geïnteresseerd in literatuur”, zijn er boeken die jou in het bijzonder geïnspireerd hebben?

Esmé: Ja, heel veel. Het beste boek waar ik dagelijks uit lees, dat zegt ook iets over mijn christelijke achtergrond, dat is de Bijbel. Dat vind ik ook verrassend, want dat boek blijf je ook gewoon lezen. Daar zitten steeds weer nieuwe dingen in die je ontdekt of wat gewoon heel erg aanspreekt in de situatie waarin je bent. Maar er zijn zeker boeken waarvan ik wel denk “Die blijven me wel bij.” Wat mij nu bijvoorbeeld opvalt in de opvang in beschermd wonen, als ik met mensen spreek, hoe ontzettend beschadigd mensen kunnen raken. Dus op het moment dat er dingen echt gruwelijk misgaan in je jeugd, hoe groot de schade is en wat dat dan ook betekent. Dus bijvoorbeeld een boek van Guurtje Leguijt met de titel Niemandsland, een verhaal over een jongetje in de jeugdzorg, dat greep mij heel erg aan. Nu in de dagelijkse praktijk hoor ik dus ook deze verhalen van beschadigde mensen en hoe ze daarin zijn vastgelopen.

Amy: Wat doet dat met jou? Want het is zakelijk, maar het raakt je natuurlijk ook enorm. Hoe ga je daarmee om?

Esmé: Wat ik mezelf ook heb beloofd, aan de ene kant ben ik me dus wel bewust dat ik op meer een beleidsmatige en bestuurlijke positie zit en dat ik het dus met beleidsmakers heb over beleid. Maar ik vind het wel belangrijk om mij dagelijks te laten raken door mensen en door verhalen van mensen. Want als ik me daarvoor zou afsluiten, volgens mij mis ik dan de noodzakelijke drive waarvoor je het uiteindelijk doet, en voor wie je het uiteindelijk doet.

Amy: Je vertelde ook in het inleidende gesprek dat je nu bezig bent met een studie theologie en zelfs stageloopt en dat je daar eigenlijk ook wel heel mooie inzichten krijgt in het werk wat je nu doet. Zou je daar misschien ook nog iets over kunnen vertellen?

Esmé: Ja. Toen ik in de Tweede Kamer zat is dat ook de periode geweest dat ik voor het eerst in aanraking kwam met het thema zingeving in de zorg en hoe belangrijk dat is. Het heeft direct al een hele belangrijke plek gekregen in de palliatieve zorg, dus zorg voor mensen die ongeneeslijk ziek zijn, maar ik ben me toen wel gaan realiseren dat zingeving in de zorg eigenlijk vooral gaat op het moment dat mensen heel diep geraakt worden in hun gezondheid en in hun bestaan. Dan komen er vragen naar boven zoals “Waarom overkomt mij dit? Hoe kan ik hiermee leven, hoe kan ik hiermee verder?” Dus aandacht voor zingeving in de zorg heb ik altijd belangrijk gevonden. In de periode dat mijn kinderen ouder werden en de zaterdagen rustiger werden is bij mij wel het idee ontstaan van “Ik heb eigenlijk wel weer zin om te gaan studeren, ook iets op dit terrein.” Dus ik ben een paar jaar geleden begonnen met de deeltijdstudie theologie en ik zit nu behoorlijk aan het einde van mijn derde jaar. In het derde jaar gaat er veel tijd uit naar stage en onderzoek. Stage en onderzoek doe ik op dit moment bij één van de leden van Valente, bij RIBW Overijssel. Dus het is gewoon een cadeautje om elke week op de werkvloer te zijn, in contact te zijn met mensen, met cliënten, maar ook met medewerkers. Dus op die manier heb ik gewoon ook een heel mooie voeling met de doelgroepen.

Amy: Mooi! In wat voor omgeving ben je zelf opgegroeid?

Esmé: Mijn kinderjaren heb ik doorgebracht in Nieuw-Vennep, dat was onder de rook van Schiphol, dus elke drie minuten vloog exr een vliegtuig over ons huis. Heel apart, dat was gewoon zo. Maar op het moment dat er familie kwam, neefjes en nichtjes, die renden elke keer weer naar buiten om naar dat vliegtuig te kijken terwijl het voor mij heel vanzelfsprekend was. Ik herinner me ook nog goed, mijn kinderjaren heb ik doorgebracht in Nieuw-Vennep en daar huurden mijn ouders een huis. Maar ik weet nog heel goed de stappen die mijn ouders maakten toen ze een huis gingen kopen. Dat was echt wel iets bijzonders. Dat koophuis stond in Alphen aan den Rijn, dus daar heb ik mijn jeugd doorgebracht. Mijn eigen kennismaking met de woningmarkt, met huizen, dat was op het moment dat degene die nu inmiddels al heel lang mijn man is met me heeft besloten “We willen gaan trouwen, we gaan een huis zoeken.” Maar de situatie in Alphen aan den Rijn was dat de huizenprijzen toen best hoog lagen. We wilden graag op één inkomen wat kunnen kopen, ik was nog aan het studeren. Dus dat was toen gewoon heel erg lastig, dus wij gingen ons inschrijven voor een huurwoning. Dat was heel spannend, dan ging je op een huis reageren en dan was je nummer vijftig. En ook “Yes!”, toen we in aanmerking kwamen voor een huurwoning, een hele mooie flat. Dus daar zijn we gestart en hebben daar met veel plezier gewoond. Uiteindelijk hebben wij ons eerste huis gekocht in Zwolle, dat was het huis van mijn overleden oma. Dus het huis kwam leeg en vrij, en mijn ouders zeiden “Is dat niks voor jullie om te gaan kopen?” Dus dat was gewoon heel erg mooi om dat huis te kunnen gaan kopen en die stap te maken.

Amy: Je zei “Het was destijds, toen mijn ouders hun huis gingen kopen, een heel ding. Kun je daar iets over zeggen? Hoezo was dat dan zo impactvol voor het gezin of voor jou? Hoezo is dat je bijgebleven?

Esmé: Dat vraag ik me ook af. Op de ene of andere manier is me wel wat bijgebleven. Maar volgens mij was het zo dat mijn ouders heel lang hebben gedacht dat ze nooit hebben kunnen kopen, dus dat het voor hen een beetje een ontdekking is geweest. Dat ik daar weer opnieuw over ben gaan denken, dat komt misschien wel door dat boek van Cody Hochstenbach, Uitgewoond. Want toen ik dat aan het lezen was, ook zo’n eyeopener, was ik me ook wel bewust hoe er dus ook ergens in ons aller gedachten iets is dat kopen beter is dan huren. Dus ik was me daar ook wel bewust van, dat uiteindelijk die stap die mijn ouders hebben kunnen maken door wat te gaan kopen daar iets omheen zat van: “Dit is beter, dit is hoger dan dat je huurt.” Dus ik denk haast dat ik op die manier ook wel ben gaan kijken, maar ik zat ook terug te denken aan de start van mijn man en mij. In mijn omgeving ging men samenwonen of trouwen en die konden allemaal een eengezinswoning kopen. En wij konden ‘alleen maar’ huren. Dus iets van een soort wedstrijd op die hele woningmarkt, als ik nu terugdenk heb ik die toen ook wel ervaren.

Amy: Welke toegevoegde waarde wil je hebben in de samenleving?

Esmé: Dat zijn altijd van die hele grote woorden, waar wil je het dan over hebben? Mijn toegevoegde waarde is wel de moed en het durven om af en toe gewoon dingen te kunnen zeggen, te kunnen vinden, maar ook om dat zingevingsperspectief heel hoog te houden. Uiteindelijk hebben mensen niet alleen recht op een huis, maar ook op een zinvol bestaan. Dat ze zin ervaren in wie ze zijn, in wat ze ook overdag kunnen doen. Dus dat vind ik een hele belangrijke. Eén van de mooiste dingen die ik ook wel heb teruggekregen – soms vragen mensen ook “Wat heb je dan precies gedaan en bereikt in de Tweede Kamer?” – dan zeggen mensen weleens “Jij was toch degene met de meeste aangenomen emoties.” Dat had De Volkskrant een keer uitgezocht. Dat zijn natuurlijk best hele leuke wapenfeiten. Maar één van de mooiste dingen die ik wel heb terug gehoord van mensen bij een werkbezoek was “Dankjewel dat ik er mag zijn volgens jou.” Heel vaak zijn het toch mensen die het gevoel hebben door overheidsbeleid en door allerlei maatregelen “Ik mag er niet zijn, mijn leven doet er niet toe.” Maar om dat gevoel bij mensen weer terug te kunnen helpen te voorschijn te halen is kijken en luisteren. Als mensen dat aan mij teruggeven, van “Dankjewel”, dan ben ik heel gelukkig.

Amy: En hoe doe je dat? Want je zegt kijken en luisteren, wat moet je daarvoor doen, om mensen dat gevoel te geven? Je meent het ook, het is niet alleen het gevoel geven.

Esmé: Dat is dus ook wel iets wat ik heel erg mooi vind op die momenten in mijn studie, dat het gewoon begint met er zijn. Ook de problemen van een ander kunnen verdragen en dat ik niet aanschuif nog voordat de vraag gesteld wordt dat ik al met antwoorden zou komen, maar dat het gewoon begint met er zijn en met aandacht en gewoon luisteren naar het verhaal van mensen. Alleen dat al lucht enorm op, zodat mensen dan ook zeggen “Dankjewel dat je hebt geluisterd, dat je de tijd hebt genomen en dat je me hebt gezien.”

Amy: Het zou mooi zijn als iedereen dat iets meer zou doen.

Esmé: Ja, als iedereen dat wat meer zou doen, zou de wereld er al heel anders uitzien, denk ik.

Amy: Ik heb een laatste vraag, ik zeg altijd de volgende zin en dan mag jij hem afmaken. Wonen in 2030…

Esmé: Is voor iedereen mogelijk en betaalbaar.

Amy: Dankjewel voor dit gesprek, heel mooi om te zien hoe gemotiveerd je bent om er echt te zijn voor mensen en ook de kwetsbare groepen en de rol die je hier hebt. Wat je al schetste in het interview, dat we de goede kant opgaan, uiteindelijk hopen we natuurlijk dat er oplossingen komen voor de woningmarkt, maar ook voor alle groepen die een woning zoeken. Dankjewel voor je open gesprek!

Esmé: Ja, graag gedaan!

Amy: Leuk dat je luisterde naar de podcast Leaders in Wonen. Voordat we afsluiten wil ik graag de partners van deze podcast bedanken: Calcasa en RNHB en Quion. Vergeet je niet te abonneren bij Spotify of Apple, tot de volgende aflevering!

Recente reacties