Transcriptie: Laurens Ivens
Welkom bij de podcast Leaders in Wonen. Ik ben Amy en ik ga in gesprek met de leiders in de woningmarkt. Waarom? Omdat wonen iedereen raakt. Veel thema’s in de woningmarkt vragen om een oplossing, daarom ga ik op zoek naar de antwoorden van de leiders. Bovendien wil ik deze mensen leren kennen. Wie zijn het eigenlijk en wat drijft ze? Deze podcast wordt mede mogelijk gemaakt door onze partners NHG, Calcasa en Hyarchis.
Amy: In deze aflevering ga ik in gesprek met Laurens Ivens, wethouder bij de gemeente Amsterdam. Voordat ik met mijn gast in gesprek ga introduceer ik hem graag. Laurens Ivens is opgegroeid in Doetinchem en studeerde economie en politicologie aan de Universiteit van Amsterdam. Van 2001 tot 2010 was Laurens Fractiemedewerker Verkeer bij de SP. Vervolgens ging hij werken als Senior medewerker Public Affairs bij ANWB en werd in 2006 verkozen tot lid van de gemeenteraad bij de gemeente Amsterdam. Bij de verkiezingen van 2010 was hij lijsttrekker voor de SP. Van 2010 tot 2014 was hij fractievoorzitter en sinds 2014 is Laurens Wethouder bij de Gemeente Amsterdam. Laurens is 44 jaar en woont met zijn vrouw en drie kinderen in Amsterdam. In zijn vrije tijd houdt hij van wielrennen, hiphop en af en toe een goede whisky. Leuk dat je vandaag met Leaders in Wonen hier in Amsterdam in gesprek wil gaan, welkom!
Laurens: Leuk!
Amy: Ik heb in mijn introductie verteld over je carrière, je hebt verschillende functies gehad binnen de politiek en de gemeente. Ik wil allereerst starten met de vraag: Wat vind je zo mooi aan het werken binnen de publieke sector?
Laurens: Om heel eerlijk te zijn vind ik het mooi om te zien dat je niet alles voor een gegeven hoeft te nemen, dat je je voor bepaalde dingen gewoon kan inzetten om ergens de wereld iets te verbeteren. Ik vind het een heerlijke gedachte dat ik niet opsta om alleen maar te denken “Heb ik aan het eind van de dag genoeg geld verdiend?” maar “Heb ik ook nog iets nuttigs gedaan?” Dat gevoel heb ik wel echt, dat ik iets nuttigs mag doen in die publieke sector; me echt voor de samenleving inzetten. Dat geeft wel een goed gevoel.
Amy: En hoe doe je dat?
Laurens: Hoe je dat doet is in mijn ogen, of hoe ik dat tenminste doe, is constant een oprechte bewondering houden voor dingen die in de samenleving gebeuren en daar je analytische denken – wat ik ook heb aangeleerd op basis van wat ik allemaal heb meegemaakt in mijn leven – op loslaten en dan vol strijdlust te keer gaan.
Amy: Kan je daar een voorbeeld van noemen?
Laurens: Daar zijn onwijs veel voorbeelden van te noemen. Eén van de dingen die je in deze stad ziet is dat je heel veel mensen tegenkomt die geen betaalbare woning in deze stad kunnen vinden. Als je geen betaalbare woning kunt vinden en je ziet dat mensen dat hebben, mijn analytische denkruimte zegt dan constant “Maar het hoeft helemaal niet zo te zijn want het is niet zo per definitie dat als een woning nu duurder is en hij is nog steeds voor hetzelfde geld gebouwd, dan hoeft die niet duurder verhuurd te worden dan dat die 10-20 jaar geleden werd verhuurd.” Dus mijn analytische denkruimte zegt “Dit is eigenlijk best gek.” Hoe probeer je dat dan aan te raken? Door als wethouder het probleem neer te leggen en ook uit te leggen “Dan zit hier iets structureel mis. Wat kunnen we daaraan verbeteren, wat kan ik er beter aan doen vanuit het gemeentelijk perspectief? Waar kan ik andere partijen op beroepen om het beter te gaan doen?” Dan heb je dus een oprechte verwondering dat mensen in deze stad niet kunnen wonen. Een mogelijke oplossing dat het helemaal niet meer geld hoeft te maken en een publieke kant dat je kan zeggen “Wat kan de overheid aan bijdrage leveren?”
Amy: Mooi om in ieder geval die strijdlust ook hier tegenover me te zien. Ik zou daar graag verder op willen ingaan later in dit gesprek. Ik zou allereerst nog even meer willen horen over jouw carrière pad, kun je me meenemen in de keuzes die je tot nu toe gemaakt hebt in je carrière?
Laurens: Dan is de vraag waar de carrière volgens jou begint. In mijn ogen begint dat hoofdzakelijk erbij dat ik op een gegeven moment economie ben gaan studeren. Toen ik economie ging studeren was les één van de economiestudie: Meer is altijd beter en alles is in geld uit te drukken. Dat waren ongeveer een paar van die uitgangspunten waar die wetenschap op gebaseerd was. Een jaar lang heb ik in Maastricht die studie gedaan en op een gegeven moment, op het eind van dat jaar, begon ik me af en toe af te vragen “Wanneer gaan we die uitgangspunten nou eens een keer uitdagen?” Want alles in geld uit te drukken klinkt mooi maar het lukt natuurlijk niet. Bijvoorbeeld milieuschade was toen nog heel slecht in geld uit te drukken, dat is overigens nog steeds heel slecht in geld uit te drukken. Maar ik praat nu over 1995, toen speelde het ook al, het was echt een uitdaging. En ‘meer is altijd beter’, wat meer? Meer geluk is voor het individu beter maar meer geld? Nee. Maar alles was in geld uit te drukken, dus geluk ook. Ik merkte dat er iets niet klopte, die fundamenten van die wetenschap. Die wetenschap die bijna een geloofsartikel geworden is, want economie is bijna een geloofsartikel. We praten ook heel vaak over “De economie moet groeien”, ik ken die economie niet die moet groeien. Ik weet niet wat moet groeien. Vaak bedoelen ze bijvoorbeeld dan dat een product moet groeien maar dat is niet de economie. De economie is in mijn ogen een soort van verdeling van schaarste wetenschap, maar dat is geen gegeven; dat groeit niet of krimpt niet. Dus eigenlijk bij die studie begon het, dat ik dacht “Er klopt iets niet, onze samenleving is gebaseerd op een bijna geloofsartikel dat niet goed onderbouwd is.” Ik wilde dus een studie erbij gaan doen, want het ging wel goed met mijn economiestudie, ik ben er politicologie bij gaan doen, de samenleving er meer bij brengen. Dat vond ik interessant. Ik ben toen naar Amsterdam gegaan en ik ging daar wonen midden op het Damrak, middenin het centrum van Amsterdam. Ik zag de armoede en ik zag de rijkdom, allebei. Want je zag aan de ene kant de vrouwen die uitgebuit werden op de wallen, geloof mij, de meesten kozen daar echt niet vrijwillig voor. Aan diezelfde kant zag je ook bedelaars en dergelijke en langs de andere kant zag je de beurshandelaars die op dat moment – we praten over 1997 – enorm grof geld aan het verdienen waren. Dus je zag die samenleving, ik dacht “Dit klopt niet” en met mijn analytische denkruimte erbij, dat heeft mij een kritisch individu gemaakt, het heeft mij lid gemaakt van een politieke partij, de SP, die ook die tweedeling toen aankaartte en vanuit die kant is het balletje eigenlijk helemaal gaan rollen. Toen ik ben zowel vanuit die politieke als vanuit die wetenschappelijke hoek steeds harder gaan lopen, steeds meer gaan doen met vrijwilligerswerk. In mijn vrije tijd gaf ik damles aan kinderen. Die kinderen wilden helemaal geen damles maar ze wilden serieus genomen worden, dat waren kinderen in een achterstandsbuurt. Ze wilden serieus genomen worden, dan dacht ik “Wat is dit voor een wereld waar ik eigenlijk in leef?” Ik ben geboren in de Achterhoek, ik vond het een hele gekke wereld die ik hier verder in Amsterdam tegenkwam. Die oprechte verwondering heeft mij eigenlijk alles gebracht, want mijn carrièrestappen daarna, ik heb mijn studie afgemaakt met een leuk bijbaantje erbij. Daarna ben ik gaan werken voor de Tweede Kamer fractie van de SP, ik heb het politieke werk geleerd, ik ben ondertussen de Gemeenteraad ingegaan. Daar heb ik nooit echt voor gekozen maar ik ben er meer ingerold omdat ik werd gevraagd “Wil je de Gemeenteraad in?” Ja, prima, dat doen we dan. Ik ben ook nog voorzitter geweest van de afdeling, heel veel acties mogen meehelpen organiseren in die tijd. Ik ben naar de ANWB gegaan op een gegeven moment omdat ik vond dat ik te veel alleen maar in de politiek zat. Het is niet goed om alleen maar in de politiek te zitten, dus op een gegeven moment dacht ik “Nu moet ik ook echt even die politiek uit. Ik ben er maar ingerold; ik moet er ook weer uit kunnen.” Dan ben ik de ANWB ingegaan, nog wel als beleidsbeïnvloeder, zo noemden we dat. Dat is een soort lobbyist. Dus dat was nog wel die politieke hoek, maar het was heel interessant omdat je daar veel minder politiek moest concurreren en omdat je veel meer nuchter moest kijken naar wat er gebeurt. Ik was beleidsbeïnvloeder, dat ging over de dossiers snelwegen in de tijd dat de maximumsnelheid naar 130 ging maar ook dat al die verschillende snelheden op al die snelwegen werden ingevoerd. Alle Nederlanders zeiden “Ik weet niet meer hoe snel ik nou uiteindelijk mag!” Dat mocht ik oppakken en daar ben ik toen een actie met de ANWB gestart, uiteindelijk hebben we nu de bordjes voor elkaar gekregen dat er om de kilometer een bordje staat hoe hard je mag. Daar hebben we enorm veel boetes mee weten te voorkomen, samen met al die ANWB-leden. Niks politiek aan, maar wel een hartstikke gave actie, hartstikke gaaf opgezet. Vanuit die rol ben ik op een gegeven moment wethouder geworden, ik was dus al raadslid. Op een gegeven moment kwam een partij in de positie dat wij wethouders moesten gaan leveren en toen werd mij gevraagd of ik dat wilde doen en dan doe je dat. Dat bevalt me nog steeds.
Amy: Je hebt dus even een uitstapje gemaakt buiten de politiek. Wat heb je daar echt geleerd?
Laurens: Wat je daar leert is dat de politieke wereld niet de enige wereld is. Daar verwonder ik me dus nog steeds over. Wat er met name in de politiek van Den Haag gebeurt, er zijn nog steeds mensen die dat elke dag weer volgen en denken dat wat daar gebeurd is de maatschappelijke discussie is. Maar dat is helemaal niet zo. Dat leer je wel als je dus in een organisatie zit zoals de ANWB, de grootste vereniging van Nederland. Je moet je verhouden tot de leden, tot wat zij vinden, dus wat het volk vindt. Niet het hele volk, maar wel een groot deel van het volk dat lid is van de ANWB. Daar moet je je tot verhouden en je moet die politiek uiteindelijk gebruiken om die goede kant op te gaan lopen. Maar terwijl die hele politiek alleen maar bezig was met een grote strijd over zo’n 130 invoeren wel of niet, milieuschades en die grote discussie waren ze even vergeten dat de gewone mensen het nog moesten snappen. “We hebben het allemaal goed gecommuniceerd want het wordt allemaal uitgelegd op Nieuwsuren en op Een Vandaag.” Ja, maar het grote publiek kijkt niet naar Nieuwsuur en Een Vandaag; ze luisteren zelfs niet naar deze podcast. Dus je moet je constant blijven beseffen dat er een enorme wereld is die zich buiten dat politieke spectrum begeeft die wel vertegenwoordigd moet worden door ook dat politieke deel, door ook die publieke zaak.
Amy: Dat heb je daar echt gezien, heb je dat daarna ook kunnen toepassen?
Laurens: Dat hoop ik wel, maar daar mogen andere mensen over oordelen. Ik probeer altijd wel de link te houden dat ik niet wil praten over hoe het moet gaan maar ook dat ik weet wat het is. Mensen kunnen mails sturen naar een wethouder en die komen ergens op een stapel terecht. Die worden dan in de ambtelijke organisatie uitgezet om te beantwoorden. Want het zijn toch te veel mails voor wethouders, was het idee. Eén van de eerste dingen die ik als wethouder deed, die mensen mailen mij, dan wil ik toch dat die mail bij mij aankomt. Anders weet ik het toch niet en verlies ik toch ook het gevoel met de Amsterdammer, in dit geval. Dus dat was één van die maatregelen. Ik heb hier ook een spreekuur als één van de weinige wethouders, naast natuurlijk wat we allemaal doen, heel veel werkbezoeken maar vooral ook vaak werkbezoeken zonder dat je media meeneemt. Gewoon echt een werkbezoek. Ik probeer dat dus nog te doen. Toen ik het mooiste stuk mocht gaan maken als wethouder, ik mocht een visie maken, een woonvisie. We noemden dat de Woonagenda. In 2017 mocht ik die maken, de Gemeenteraad zei “Je moet met een visie komen.” Ik vond dat een beetje lastig want het grootste deel van het woonbeleid wordt in Den Haag gemaakt en dan is het pretentieus om als gemeente met een visie te komen op iets waar je uiteindelijk maar op een heel klein deel uiteindelijk direct invloed hebt. Toen ik zei ik: Dat ga ik op de volgende manier doen: ik ga een analytisch denkkader er rondzetten van “Wat gebeurt er? Wat zijn de feiten? Hoe ontwikkelt de woningvoorraad zich in mijn stad?” maar daarnaast sta ik actief op de markt met ambtenaren en ga ik aan Amsterdammers vragen “Wat zijn je grootste zorgen?” Wat ik heel interessant vond, want dan ga je dus echt Amsterdammers aanspreken “Hoe vindt u uw buurt? Wat vindt u ervan? Hoe vindt u de woning?” en noem maar op. En wat ik daarin een heel interessant inzicht vond is dat wij het heel vaak over een ander probleem met wonen hebben dan wat heel veel Amsterdammers hebben. Wij hebben het heel vaak over het probleem van “Kan je nog wel voldoende bouwen?” en dergelijke. De Amsterdammers zeggen heel simpel “Ik woon wel prima”, vaak zijn het zittende mensen, zittende huurders, zittende kopers, die hebben al jaren geleden hun contract besloten “Maar kan ik hier nog oud worden? Kunnen mijn kinderen hier nog blijven wonen?” Dat hele verschijnsel van wat voor samenleving we aan het creëren zijn is een discussie die ik tussen de woonexperts nauwelijks hoor. Als je met woonexperts praat gaan ze het binnen no time weer hebben over bouwen: Wat voor woning gaan we bouwen? Bouwen is altijd maar een druppel op de gloeiende plaat; het grootste deel van de woning staat er al. De vraag wie daarin mag komen wonen, wie de gelukkigen zijn, die vraag wordt onvoldoende gesteld. Terwijl ik merk aan Amsterdammers dat bouwen hen ook wel bezighoudt. Iedereen zei “Er moeten woningen gebouwd worden. Wel vooral woningen waar dan mijn kinderen kunnen wonen of waar dan mijn buren straks oud kunnen worden.” Dan zei je “Dan gaan we nu woningen bij u in de achtertuin bouwen” en dan zeiden ze “Dat wil ik dan weer niet.” Dus dan merk je wel die spanning rondom de bouw maar de essentie zat vooral in “Maar kan ik nog veilig ervan uitgaan dat ik hier kan blijven wonen?” en dat vond ik een heel interessant inzicht. Dat probeer ik ook constant overal te blijven benaderen, laten we nooit zomaar de stap zetten dat als we het over de woningcrisis hebben, dat we het dan zeggen “Oh ja, bouwen is de oplossing.” Er is veel meer voor nodig dan alleen maar bouwen. Ik zeg niet dat bouwen niet nodig is; bouwen is nodig. Maar als je nu even naar Funda gaat voor Amsterdam, dan zie je dat er ongeveer 3.000 woningen op dit moment aangeboden worden. Dus het is niet zo dat er geen woningen zijn, er zijn 3.000 woningen die worden aangeboden waarvan wel meer dan de helft voor vijf ton of meer is. Dan hebben we een ander probleem, dan hebben we namelijk een probleem met mensen die geen vijf ton kunnen missen, dat die geen woning kunnen bemachtigen. Dus de betaalbaarheid is wel echt een heel groot probleem. Dan kunnen we in de nieuwbouw zeggen “We gaan woningen bouwen die voor 900 € verhuurd moeten worden”, dat is hartstikke leuk, maar als de zittende woningen nog steeds gemiddeld voor 1.400-1.500 € per maand verhuurd worden is dat een druppel op de gloeiende plaat want er zijn nog steeds meer zittende woningen. Dus de betaalbaarheid is één van de componenten die echt heel nadrukkelijk langskomen. Een ander deel wat je ziet met de bestaande woningen is dat we zagen in de tijd dat ik hier wethouder werd dat er steeds meer woningen gebruikt werden niet voor het bewonen maar bijvoorbeeld voor toeristische verhuur, ook wel van oudsher natuurlijk hennepplantages of illegale bordelen, maar vooral het toeristische verhuren nam enorm toe. Een laatste component die echt vaak vergeten wordt is de kwaliteit van woningen. Zorgen we er ook wel goed voor dat er geïnvesteerd wordt in woningen en de woningkwaliteit? In Amsterdam zijn bijvoorbeeld 40% van de woningen in handen van corporaties. Die kijken wij heel nadrukkelijk aan om met nieuwbouw mee te gaan want we willen dat er ook betaalbare woningen in die nieuwe wijken staan. Maar als je ook bedenkt, heel veel woningen van corporaties 60-70 jaar geleden, toen was er echt een enorme opkomst van de corporatiewoningen, dus heel veel woningen zijn in die tijd gebouwd. Die woningen hebben nu vaak een grote renovatie nodig. Hebben we daar dan ook nog het geld voor? Het antwoord is bijna “Nee”, we kijken corporaties aan voor nieuwbouw en voor dat onderhoud, maar er zijn wel mensen die in de woningen zitten. Ik ben bij menig woninghuurder gekomen die in een woning zat waar echt de schimmel aan alle kanten zat. Je moet je voorstellen dat je kinderen daarin opgroeien!
Amy: Je noemde het al, dit zijn echt de punten die aangepakt moeten worden. Kun je aangeven hoe jij in de gemeente Amsterdam hiermee omgaat?
Laurens: Op heel veel verschillende manieren. Als ik ze een beetje mag afpellen, eerst is een woning er om in te wonen. Daar mag je als gemeente redelijk wat regels over stellen, dat is heel fijn. Daar kan je een huisvestigingsverordening voor maken, je moet aangeven dat je woningvoorraad schaars is, dat hebben we gedaan. De woningvoorraad is schaars, dat was niet heel erg moeilijk om te bewijzen. Toen mochten we een huisvestigingsverordening gaan doen en daarbij hebben we gezegd dat je je woning dus niet voor iets anders dan bewoning mag gebruiken. Er zijn allemaal grijze gebieden: Wat als je een bed & breakfast hebt, wat als je aan hospitaverhuur doet? Dat soort dingen, dat mag. Maar als je alleen maar aan toeristen verhuurt, dat mag niet. Je mocht eerst maar maximaal 60 dagen aan toeristen huren, we hebben een tijdje gehad dat het zelfs 30 dagen was en in sommige gebieden mocht het helemaal niet. Maar dat moet je geregeld hebben. Die regels te stellen was nog relatief makkelijk, wat ik wel interessanter vond was “Gaan we dan ook handhaven?” Dus toen hadden we die handhavingscapaciteit enorm hoog en ervoor gezorgd dat er veel handhaving kwam die ervoor zorgt dat een woning er is om een woning te blijven. Daar ben ik best wel trots op, daar lopen we ook internationaal gezien best vooruit. Ik heb met redelijk wat internationale steden en onder andere met Airbnb en dergelijke contact gehad. Daaraan zag je dat regels maken veel steden wel konden, met handhaven liepen we in Amsterdam wel voorop. Op een gegeven moment hebben we ook die steden naar Amsterdam uitgenodigd om hen mee te nemen in die handhaving.
Amy: Kun je iets meer vertellen over die handhaving, hoe jullie dat dan hebben gedaan of waar andere steden van konden leren?
Laurens: Waar ze vooral van konden leren was het feit dat als je regels stelt dat je gaat handhaven. Ik liep in Madrid met een gemeenteraadslid en het gemeenteraadslid wees naar een pand waar heel duidelijk stond “Kamers te huur” en ik zei “Dat is dus illegaal.” Hij zei “Klopt, dat is illegaal” en toen liepen we door. Dat was het grote probleem daar, het was zelfs zo openlijk. Zo openlijk maken we het in Amsterdam niet vaak mee. Maar wat je dus kan doen in Amsterdam is ook gaan handhaven. Dat betekent dus op die website kijken wat er aan de hand is, Amsterdammers vragen om de handhavers te helpen, wijs hen erop als er ergens te vaak aan toeristen verhuurd wordt en dan handhaven, dan gewoon aankloppen, kijken wat je daar ziet en daar een forse sanctie tegenover durven te stellen. Hier is de boete 20.000 € als je aan toeristen verhuurt terwijl het niet mag. Dat zijn behoorlijk afschrikwekkende bedragen.
Amy: Dit was huisvestigingsverordening, kun je andere initiatieven noemen of vertellen hoe jullie dit aanpakken?
Laurens: Eén van de belangrijkste drijfveren voor mij is uiteindelijk betaalbaar wonen. We hebben een tekort aan woningen in Amsterdam, dat klopt. Maar het ligt er niet aan dat wij geen woningen bouwen; wij hebben in de afgelopen zeven jaar ongeveer 50.000 woningen in aanbouw genomen. Dat is een stad als Alkmaar. Ik zeg zeven jaar omdat ik zeven jaar wethouder ben, dus in die tijd dat ik hier als wethouder zit– en dat komt niet door mij want ik bouw ze niet, dat doen de beleggers die investeren, de bouwvakkers die ze bouwen en de ontwikkelaars die ze ontwikkelen, dat zijn de helden die de bouw regelen. Op een gegeven moment hebben we gezegd “Het gaat ons niet meer alleen om de aantallen woningen, we willen ook het juiste betaalbaarheidssegment.” We hebben een ingevoerde regel dat van alle nieuwbouw 40% in het sociale segment moet zijn, 40% in het zogenaamde middensegment en 20% vrije markt. Dat betekent dus 80% betaalbaar, 80% gereguleerde prijzen. Er is voor minimaal 25 jaar een maximale prijs gesteld voor 80% van de woningen. Voordat ik wethouder werd was dat 30%, dat we daar de prijs voor regelden. We hebben wel de prijs, dus ook het middensegment, daarin nieuw laten bestaan. Waar ik echt heel trots op ben is dat wij dat aan betaalbaarheid hebben gedaan maar dat we dus ook het lef hebben gehad om een heel nieuw segment te laten bestaan; het middensegment. Er waren twee segmenten, het sociale segment en het vrije marktsegment, maar dat leidde in Amsterdam ertoe dat we echt een tweedelingsstad kregen. Namelijk degenen met een huurprijs van 650 € en degenen met een huurprijs van 1.400-1.500 € en daartussen had je niks. Dat segment hebben we laten ontstaan, dat is wat de afgelopen zeven jaar de stad Amsterdam voor elkaar gekregen heeft. Dus de regel die we gesteld hebben, 40-40-20, (40% moet in dat segment gebouwd worden) met ontwikkelaars, beleggers die ook die kant op wilden gaan, daar hebben we die regels mee gesteld. De teleurstelling zit ook tegelijkertijd in het middensegment want ik heb het middensegment voor de nieuwbouw weten te creëren. Als je vraag is “Hoe zien we dat in de stad? Zien we dan die 40%?” Nee, natuurlijk niet. Want voor de bestaande bouw bleef het heel erg stil al die jaren. Toen kwam minister Blok, hij zei “Het middensegment is ook belangrijk.” Hartstikke mooi dat minister Blok dat vond. Minister Blok heeft toen een werkgroep aan het werk gezet, de samenwerkingstafel van Gijzel was dat. Die is een jaar lang op allerlei lokale plekken gaan kijken wat er nodig was om het middensegment tot stand te laten komen. Toen heb ik onmiddellijk mijn vinger opgestoken, ik wilde wel meedoen want we waren al wel middensegment woningen aan het bouwen. Alleen, er waren nog niet zo standaard alle regels en het was nog geen volledig segment. In die tijd hebben we gezegd “We gaan met de bouw verder”, dus we zaten met hem aan tafel “Hoe gaan we dat dan doen?” We hebben hier met de ontwikkelaars en de beleggers dat semi-gereguleerde middensegment voor de nieuwbouw langzaam maar zeker tot stand laten komen. Alleen, er waren twee dingen waarvan ik constant tegen van Gijzel zei en tegen de minister (dat werd toen minister Ollongren) als ik haar sprak “Wij regelen het dan voor de nieuwbouw, regel jij het dan voor de bestaande bouw dat die betaalbaar is?” Ik wacht nog steeds op het antwoord, want daar heeft uiteindelijk van Gijzel in januari 2018 een voorstel voor gedaan dat ook de bestaande woningen betaalbaar moesten blijven. Die werd door de minister omarmd. In april 2018 heeft de Kamer gezegd “Hartstikke leuk maar dat moet op een andere manier.” Daar hebben we toen twee jaar lang over lopen steggelen, over welke manier dan. Ik heb altijd gezegd “Het maakt mij niet uit op welke manier, als het resultaat maar is dat ook de bestaande woningen in het middensegment blijven.” Twee jaar later zei de minister “Ik ga wel iets doen aan gemaximeerde huurstijgingen voor zittende huurders.” Maar nogmaals, dat had ik geleerd in die markten waarin ik was, degenen die eenmaal in een huurwoning zitten, daar zit vaak het grootste probleem niet. Degenen die een woning moeten bemachtigen hebben het grootste probleem. Daar deed de minister niks in en dat is nog steeds oorverdovend stil wat we daarop gaan doen. Dat betekent dat ik dus op dit moment heel veel woningen in het middensegment heb laten bestaan. We hebben afgesproken met de beleggers dat we 10.000 woningen in Amsterdam voor de komende vijf jaar in het middensegment laten bestaan. Hartstikke gave getallen, nu zijn ze behoorlijk aan de gang met het bouwen daarvan dus ik ben heel trots op dat middensegment dat ontstaat. Maar ondertussen blijft het dweilen met de kraan open want de bestaande woningen worden in een rap tempo duurder. Dat betekent in die tijd dat ik die 10.000 woningen bouw er alweer meer dan 10.000 woningen uit het middensegment of voor de middeninkomens onbetaalbaar geworden zullen zijn. Dat vind ik een hele lastige constatering, want als ik het dan weer heb over “Wie mag er in deze stad wonen?” dan is kennelijk de conclusie nog steeds dat in deze stad mensen met een laag of gemiddeld inkomen toch het nakijken hebben.

Amy: Zou je kunnen aangeven welke ideeën daarvoor waren of hoe dat zou kunnen, wat daar nu in Den Haag ligt?
Laurens: Het idee dat er ooit als compromis door van Gijzel is neergelegd was een idee bij nieuwe verhuringen in de vrije sector, als die een hoge huurprijs krijgen dat die dan in schaarse gebieden waar echt een tekort aan middenwoningen is, dat we dan mogen zeggen dat we ze voor maximaal de zogenaamde puntentabel zouden rekenen. Dat betekent dat geen enkele huurprijs verlaagd hoeft te worden maar dat er bij nieuwe verhuringen de prijsstijging gemaximeerd zou kunnen worden. Dat was een ultiem compromis. Ik heb uiteindelijk gezegd “De eigenschap van een compromis is dat je met elkaar “Ja” zegt op een gegeven moment want een compromis is beter dan niks maar dan ga je er een beetje van uit dat de andere partij, degene die wat meer de ruimte wilde geven aan beleggers, ook “Ja” zou zeggen.” Dat is dus niet gebeurd. De noodknop van van Gijzel was dat. Dus noodknop, je kan hem als stad indrukken als je een tekort hebt en je dupeert er in principe niemand mee, je beperkt alleen de extra inkomsten. Dat was de noodknop. Wat veel eenvoudiger is, er bestaat een zogenaamd puntenstelsel, dat betekent dat er bij elke woning op basis van kwalitatieve kenmerken een aantal punten worden toegekend en op basis van die punten is er een huurprijs. Als je die puntentelling doet, tot 145 punten is het een huurprijs die onder de 750 € is en dan is die ook echt bindend. Dan kan je naar de huurcommissie stappen en kan je hem afdwingen. Als je meer dan 145 punten hebt is dat een indicatie en kan je hem nooit meer afdwingen. Je kan zeggen “We gaan die puntentelling verder doortrekken, niet 145 punten maar bijvoorbeeld 180 punten” en dan kom je op ongeveer 1.000 € uit. Je kan ook zeggen “We halen ook wat minder druk van de markt eruit.” Die doet echt iets meer op kwalitatieve beoordeling, want er zit ook een component in, de marktwaarde, de WOZ-waarde, die drukt ook heel zwaar in die puntentelling. In mijn stad wordt bijna de helft van de punten verklaard uit de marktwaarde van die woning. Die kan je eruit halen, je kan het veel meer op de kwaliteit doen. Als je die maatregelen neemt en je zorgt ook nog eens een keer dat de verhuurders zich er echt aan houden zodat het niet alleen maar iets is wat je moet afdwingen bij de huurcommissie maar dat ze zich er ook echt aan houden, dan heb je in de grote steden zo een verdubbeling van het aantal middel dure huurwoningen binnen. Dat betekent dus met alleen maar maatregelen, want de afgelopen tijd is die marktwaarde geïntroduceerd in het puntenstelsel, die draai je terug. Dus het is niet een heel vergaand ingrijpen, het is gewoon iets wat je hebt gedaan wat verkeerd is uitgepakt. Dat moet je ook af en toe eens durven in de politiek. Er is iets gebeurd dat verkeerd is uitgepakt, dan draaien we dat terug. Net zoals we dat in Amsterdam zeggen maar iedereen is het ermee eens, dat je dus een sociaal segment moet beschermen maar ook een middensegment moet beschermen. Hier in mijn stad is iedereen het er mee eens, van de SP tot de VVD zeggen ze “Je moet dat middensegment beschermen.” Het lijkt mij heel logisch dat je dat vanuit rijksoverheid dan ook eens een keer zegt. Je moet dat deel beschermen, dat betekent dat je met een hele logische simpele maatregel niet hoeft te wachten totdat ik 10.000 woningen heb gebouwd die dan verspreid over vijf jaar in aanbouw genomen worden, dus over zeven jaar staan die 10.000 woningen er allemaal. Nee, dan heb je gewoon morgen dubbel zoveel middel dure verhuurwoningen. Een hele eenvoudige maatregel. Dat is nu even lastig, want terwijl we dit opnemen is er even geen minister, alleen maar een demissionair minister. Ik snap dat dit voor een demissionair minister misschien heel ingewikkeld is maar om heel eerlijk te zijn, de wooncrisis kan eigenlijk niet wachten op heel lang een demissionair kabinet want er moet echt een keer maatregelen genomen worden. In de tijd tot aan minister Blok was het beleid heel erg– Er is steeds minder beleid, hij heeft destijds dat ministerie opgeheven, de markt kon het allemaal aan, dat was dat geloof. Dus toen was er beleid bij het ministerie. In mijn ogen verkeerd uitpakkend beleid. Bij minister Ollongren hebben we vooral heel veel stilstand gemerkt. De problemen worden wel benoemd zoals het middensegment of dat de corporaties niet meer het opknappen van woningen en nieuwbouw kunnen betalen. Dat werd allemaal wel geadresseerd maar het werd niet structureel opgelost. Er werden af en toe prijzen geplakt maar meer dan dat niet. Het is nu tijd dat we echt de wooncrisis gaan oplossen en je ziet dat daar gewoon maatregelen opgenomen moeten worden met het grootste deel van de partijen die ermee betrokken zijn, ik zit ook in de VNG-Commissie, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, en de Commissie Wonen. Ik zit heel vaak met de landelijke partijen te praten, met de landelijke Aedes, met de grote beleggers, met Bouwen Nederland en noem maar op. Als er een woningbouw gaat komen zijn we er snel met elkaar uit. We hebben ook een heel aanbod voor een nieuw kabinet om heel veel woningen te gaan bouwen gerealiseerd. Als het om de bestaande bouw gaat, dat vraagt ook gewoon politieke duiding en politiek lef. Ik hoop dat snel iemand met politiek lef in Den Haag komt zitten.
Amy: We hebben nu uitgebreid gesproken over het middenhuursegment. Uiteraard zit daar ook nog het deel van de woningcorporaties?
Laurens: De wooncorporaties hebben dus 40% van de woninghandel. Dat is veel; dat is echt een speler. Maar dat is nog te weinig als je bedenkt hoeveel Amsterdammers het niet op de woningmarkt redden. Als je bedenkt dat 2/3, misschien wel 80% van de Amsterdammers het op de markt niet redden met de vrije prijzen van de 1.500 € huur, dan wel de half miljoen euro gemiddelde koopprijs. 80% van de Amsterdammers kan dat niet betalen. Dan heb je met die 40% een te klein deel. Als je kijkt naar de toewijzingsregels van het Rijk, het Rijk zegt “De helft van de mensen heeft toegang tot een sociale huurwoning. Het modale inkomen, ongeveer 38.000-40.000, tot dat inkomen mag je in een sociale huurwoning zitten.” Ook in Amsterdam verdient de helft van de mensen onder dat modale inkomen, de andere helft erboven. De helft van de mensen moeten dus met z’n allen in 40% van die woningen gaan zitten, dat is heel erg krap. Heel veel delen van Nederland, want er zullen ongetwijfeld luisteraars uit andere delen van Nederland zijn die denken “40% is veel”, maar jullie hebben misschien nog sociale koop, wij kennen dat niet meer. Je koopt hier geen woninkje meer voor 2-2,5 ton.
Amy: Verder zag ik ook dat jullie een leenfonds hadden opgericht waarbij jullie 50 miljoen investeren in het leenfonds. Kan je even uitleggen wat het precies inhoudt en wat jullie daarmee doen?
Laurens: We hebben het leenfonds nog niet, we gaan het ontwikkelen. Het leenfonds heeft als idee dat er ook coöperaties moeten kunnen ontstaan, coöperaties dat mensen met elkaar een blok woningen bezitten, nadrukkelijk met elkaar, en dat zij huren van elkaar. Dus dat ze eigenlijk zowel verhuurder met elkaar zijn als individueel huurder zijn. Ik vind dat een hele mooie smaak want dat is echt de smaak waarin mensen met elkaar een blok huizen bezitten en ervoor zorgen dat het goed blijft want het is je bezit met elkaar. Maar ook dat je naar elkaar omkijkt, dat je iets gemeenschappelijks hebt, dat hoort ook in zo’n concept te zitten. Ik vind dat heel mooi omdat je op die manier wijken echt gaat maken, mensen die niet meer anoniem langs elkaar heen leven maar met elkaar deze stad vormgeven. Dat concept is relatief nieuw, tenminste in Nederland. In Zwitserland of Duitsland bijvoorbeeld bestaat het al veel meer. De Genossenschaften in Duitsland zijn daar bekend voor. De banken zeggen “We willen maximaal 70% lenen van het geld wat hiervoor nodig is.” Dan moet je nog 30% zelf kunnen financieren, dat lukt vaak niet voor de initiatiefnemers. Voor die 30% willen wij als gemeente ook een bijdrage leveren door te zeggen “Dat kan je voor een deel – 40.000-50.000 € per woning – bij ons lenen.” Dat moet je wel in 15 jaar terugbetalen maar dat kan je met je huurinkomsten doen en op die manier kan je die woningen toch gaan neerzetten.
Amy: Je zegt dat het er nog niet is. Wanneer gaat dit echt vorm krijgen?
Laurens: Nog voor de zomer, hoop ik. Het is er nu ongeveer als je dit luistert.
Amy: Verder wordt er natuurlijk veel gesproken over het opkoopverbod en de opkoopregeling en ik ben wel benieuwd hoe de gemeente Amsterdam hierin staat.
Laurens: Wij hebben bij mijn weten als eerste stad het opkoopverbod al ingevoerd voor nieuwbouw. We hebben namelijk in Amsterdam iets heel moois en dat heet erfpacht. Daar zal niet iedere luisteraar warme gevoelens bij hebben want erfpacht associëren mensen heel vaak met “Dan moet ik geld betalen”, dat klopt. Dat geld dat je betaalt betaal je in Amsterdam als erfpacht en in heel veel andere steden betaal je meer OZB. Bij ons betaal je relatief weinig OZB en iets aan erfpacht. Maar erfpacht is een heel ander instrument en het lastige aan erfpacht is dat je tijdsvakken hebt en om de 50 jaar wordt het weer anders of je laat het eeuwigdurend zijn. Maar het mooie aan erfpacht is – of het wel mooie, want die tijdsvakken zijn helemaal niet mooi en betalen is sowieso niet leuk – dat je een privaatrechtelijke overeenkomst hebt tussen de gemeente van wie de grond is en degene die een gebouw op die grond heeft. In die overeenkomst kan je ook voorwaarden stellen. Zo hebben wij ervoor gekozen om als voorwaarde te stellen bij grond waar je een nieuwe woning bouwt dat die woning alleen maar voor een eigenaar-bewoner mag zijn. Waarom hebben we dat gedaan? We hebben geconstateerd dat ongeveer 1 op de 5 woningen in deze stad – en ik sluit niet eens uit dat dat ondertussen al naar 1 op de 4 is gestegen – opgekocht worden door een belegger. Wij willen beleggers in deze stad hebben want daarmee krijgen we huurwoningen. Maar het worden er wel heel veel en je ziet dat kopers echt geweerd worden want die belegger weet vaak met gemak meer geld neer te leggen omdat die best duur kan verhuren dan dat die Amsterdammer er zelf wil gaan wonen. Dus je ziet dat eigenlijk de mensen die hopen om een eigen huisje te kunnen hebben, een eigen pensioentje te kunnen opbouwen in dat huis het nakijken hebben of enorm moeten gaan overbieden en echt bizar hoge prijzen moeten gaan betalen. Daarom hebben wij voor nieuwbouw al de opkoopbescherming ingevoerd. Er is nu ook recent een abonnement in de Tweede Kamer aangenomen dat het ook voor de bestaande bouw zou kunnen, dat gaan we natuurlijk ook zo snel mogelijk uitvoeren. We lopen niet voor niks hier aan kop om dit te willen, ik heb niet voor niks in Den Haag lopen lobbyen en de hele tijd tegen de minister gezegd “Wij willen wat regelen voor de nieuwbouw, betaalbaarheid voor de nieuwbouw, het middensegment willen wij regelen voor de nieuwbouw, maar ook die opkoopbescherming hebben wij geregeld voor de nieuwbouw. Minister, wilt u het dan doen voor de bestaande bouw?” Die vraag heb ik constant gesteld, de opkoopbescherming heeft de minister niet geregeld maar de Tweede Kamer heeft dat geregeld. Dan gaan wij ze natuurlijk zo snel mogelijk invoeren. Ik hoop dat dat voorbeeld ook snel gevolgd gaat worden voor de middenhuur, dat ze daar ook het voorbeeld gaan nemen van Amsterdam: “Amsterdam geeft het goede voorbeeld en wij voeren het in voor de bestaande bouw.”
Amy: Een ander thema dat belangrijk is binnen de woningmarkt is de verduurzaming. Je ziet dat de stad ook echt kan verduurzamen als het gaat om bestaande woningen en natuurlijk ook nieuwbouw. Daar wordt het allemaal wel in meegenomen, denk ik. Maar vooral op de bestaande bouw ben ik heel benieuwd hoe dat gaat?
Laurens: Duurzaamheid ligt hoofdzakelijk bij een collega-wethouder van me maar gelukkig is duurzaamheid zo’n groot dossier dat tegenwoordig iedereen er wel over gaat. Wat ik zie bij de nieuwbouw vind ik heel interessant, alle marktpartijen zeggen hetzelfde: Stel van tevoren goede duurzame criteria. Dus zowel voor je warmtevoorzieningen, je isolatiegraden maar ook allerlei extra eisen. Ik ben wel wethouder groen, bijvoorbeeld. Bijvoorbeeld natuur-inclusief bouwen, dat er ook nestkastjes aan de huizen zitten, daar kan je allemaal eisen voor stellen. Die marktpartijen zeggen eigenlijk “Doe dat maar. Stel maar hoge kwaliteitseisen.” In Amsterdam is dat relatief makkelijk want wij geven vaak de grond uit en dat doen we residueel, dat betekent de marktprijs min de bouwkosten is de grondprijs die we rekenen. Hoe meer eisen we stellen, hoe hoger de bouwkosten worden dus hoe lager de grondprijs wordt. Die marktpartijen denken ook “Het is prima als je hoge eisen stelt want dan heb ik een mooi product en de gemeente laat geld liggen.” Dus je ziet dat veel marktpartijen zeggen bij nieuwbouw “Stel maar hoge eisen, doe dat maar gewoon maar wees wel transparant. Niet elke keer een eis erbij”, want dat vinden ze echt heel vervelend. Als marktpartijen ergens niet van houden is het dat er eisen bijkomen of eisen afgaan, daar worden ze ook niet blij van. Voor de bestaande bouw zien we een veel grotere uitdaging, want we hebben heel veel woningen van 60-70-80 jaar oud in deze stad. We hebben natuurlijk ook hele oude woningen maar je ziet met name veel woningen in Nieuw-West en Noord, daar heb je veel van die woningen die net een aantal decennia oud zijn en je weet dat na ongeveer 50 jaar een woning echt wel toe is aan een grote beurt om eens bekeken te worden. Er zijn echt wel woningen die belabberde energie labels hebben. Daar moet echt fors in geïnvesteerd worden. In mijn ogen, wat ik het belangrijkste vind is dat we woningen opknappen, er zijn nog steeds woningen met enkel glas. Het bestaat echt nog, het is niet verboden. Dat vind ik eigenlijk te gek voor woorden. In ieder geval bij een woningtransactie, zittende bewoners moet je misschien niet confronteren, maar we zouden het eigenlijk moeten verbieden. Er zijn wel meer dingen die ik gek vind dat ze niet verboden zijn, loden leidingen, ik noem maar even iets, hartstikke gevaarlijk maar niet verboden. Je moet echt naar die woningen kijken om die flink te gaan renoveren en ik als ik praat over die woningen, die zo’n 70-80 jaar oud zijn, dan zijn dat vaak corporatiewoningen in deze stad. Dus ik heb er heel veel gesprekken met corporaties over, van “Probeer daar nou echt in te investeren.” Het lastige bij corporaties is dat ze heel vaak ook de woningen verkocht hebben, dan heb je van die gemengde verenigingen van eigenaren want ze willen de blok pas aanpakken als alle ze alle woningen tegelijkertijd doen. Dat betekent dat niet alle huurders er tegelijkertijd uit zijn, dat betekent dat ook nog eens een keer de kopers die ertussen zitten mee moeten gaan. Dat is allemaal hartstikke complex gemaakt, dan is gelijk mijn pleidooi: Zorg altijd dat je complexen in handen houdt van één en dezelfde – in mijn ogen bij voorkeur – coöperatie en anders maar corporatie want daar moeten we echt meters maken. Dus daarover hebben we allemaal afspraken met hen gemaakt, dat ze ook echt flink wat doen aan het beter isoleren van huizen.
Amy: Zijn er nog andere thema’s of onderwerpen waarvan je zegt “Dat moet ik nog echt wel benoemen”?
Laurens: Ik zou ontiegelijk veel kunnen benoemen maar als ik het zo even bedenk, ik haakte al net even aan over woningkwaliteit. Ik vind woningkwaliteit nog wel echt een thema wat in mijn ogen benoemd moet worden. Ik merk als wethouder dat mensen mij weten te vinden. Ik krijg veel mails, mensen klampen je aan en mensen hebben een soort van verwachting en hoop dat je hun problemen kunt oplossen. Dat zie je in betaalbaarheid van de bestaande bouw, dat we daar weinig over te zeggen hebben. Dus dat is de eerste teleurstelling. Maar waar ook helemaal de teleurstelling in is, is de kwaliteit van de woningen. Het feit dat wij schimmelwoningen hebben, het feit dat wij woningen hebben met een loden leiding, lood is vooral voor opgroeiende kinderen heel schadelijk. Dat je dat als gemeente niet kan verbieden omdat de wetgever heeft besloten dat het niet verboden is, dat maakt mensen wel sceptisch en cynisch. Dat maakt wel dat mensen denken “Waar hebben we dan nog een overheid voor?”, en dat deel ik wel. Als de overheid al niet meer als rol heeft om te zorgen voor voldoende betaalbare woningen en ook voldoende kwalitatief goede woningen, wie dan wel? Wat staat er dan exact in die grondwet waar toch staat dat de overheid daar wel zorg voor draagt? Dat is wel een beetje een dode letter aan het worden. Nogmaals, als het gaat om woningbouw, dat er voldoende woningen staan, alle neuzen dezelfde kant op; dat willen we allemaal met elkaar maar als het gaat om betaalbaar en kwalitatief, dan zit daar toch echt wel mijn pleidooi dat echt de grondwet op gespannen voet staat om te handelen daarmee. Dat vind ik heel heftig, Ik ben niet overal fan van de grondwet, maar dat artikel dat daar staat is er toch echt met een oorsprong. Want dat betekent namelijk: We willen voorkomen dat er allemaal getto’s, achterstandsbuurten en mensen in echt penibele situaties wonen. Ga maar eens wat boeken lezen over hoe deze stad er 100 jaar geleden uit zag, wat voor krotjes er toen nog verhuurd werden en dergelijke, daar schrik je echt van. Er is niet voor niks een woningwet gekomen in 1903, waarin we zeiden “We moeten dit met elkaar doen.” Dan moet je niet in 2017 staan juichen als je een ministerie hebt opgeheven; je moet je verdomd schamen daarvoor, als je een ministerie hebt opgeheven als je de problemen niet hebt weten op te lossen. Daar zit wel mijn motivatie, om constant mee te blijven gaan omdat die mensen bij mij aan mijn benen hangen en zeggen “Wethouder, los op! Doe er wat tegen. Waarom verkoopt die corporatie woningen? Wij willen toch meer corporatiewoningen, waarom moet die dat verkopen?” Omdat die een achterlijke belasting moet betalen omdat er ooit een financieringstekort bij het Rijk was. Ondertussen heeft het Rijk helemaal geen financieringstekort meer maar de huurder moet nog steeds betalen voor dat financieringstekort. Het is zo onuitlegbaar dat het antwoord op ruim 100 jaar na de verkrotting, 100 jaar opbouwen van beschaafde woningen door het antwoord na die 100 jaar is “We hebben ons als overheid overbodig gemaakt, we gaan weer afhankelijk zijn van de markt.” Dan komt mijn economie weer even in me op, dan weet ik dat alles met conjunctuurgolven gaat maar ik hoop wel dat dit dalletje in de conjunctuur van zeer korte duur is.
Amy: Dat lijkt me een mooie afsluiter van dit thema. Ik zou nog iets meer over jou zelf willen weten. In wat voor soort omgeving ben jij opgegroeid?
Laurens: Ik ben opgegroeid in Doetinchem in mooi rustig wijkje in een koophuis. Bijna onvoorstelbaar voor een Amsterdammer, hoe ik ben opgegroeid.
Amy: Wat is de invloed geweest van jouw opvoeding op hoe je nu in het leven staat of de keuzes die je hebt gemaakt?
Laurens: Doetinchem is natuurlijk de grote stad, dat is het centrum van de Achterhoek, dé grote stad waar ik woonde. Als je in Amsterdam komt moeten mensen daar enorm om lachen want vergeleken daarmee is het niks. Waar Doetinchem en de Achterhoek bekend om staan is de Achterhoekse nuchterheid. Ik denk dat ik die nuchterheid wel voor een groot deel meegenomen heb. Je ziet mij niet snel hele gekke dingen doen of veel te grote broeken aantrekken. Het moet allemaal wel gewoon kunnen en “Doe even normaal”, dat gevoel. Dus dat heb ik wel heel erg vastgehouden. Het tweede, in Twente hebben ze bijvoorbeeld nabuurschap, ik vind dat een lelijk woord. Maar het gevoel om een beetje naar elkaar om te kijken en samen voor een wijk zorgen, ik weet dat ik in Doetinchem weleens een keer van mijn fiets viel en dat er heel snel allemaal mensen om je heen kwamen om je overeind te helpen, terwijl hier het gros van de mensen misschien toch even doorfietst. Dat is natuurlijk heel kleinmakend maar als ik het dan weer lieer aan de woningmarkt, als ik een woning heb en mijn kinderen een woning hebben, waar zou ik me zorgen over maken? We gaan wel weer door. Ik heb ontiegelijk veel acties geprobeerd te organiseren op het gebied van wonen, dat kostte vaak heel veel moeite omdat wij heel weinig omkijken naar elkaar. Wij kijken heel weinig om naar degene die echt een probleem heeft, om die betaalbare goede woning te vinden.
Amy: Is dat ook iets wat je echt vanuit huis hebt meegekregen, wat je ouders ook bijvoorbeeld heel erg hadden?
Laurens: Ja, mijn ouders zijn wel heel erg van de goede moraal. Ik ben heel christelijk opgevoed. De meest protestants-christelijke Nederlandse school die je in de omgeving had, daar zat ik in de basisschool op. Dus wat dat betreft ben ik opgevoed met normen en waarden, ook goed en fout. Daar heb ik wel heel veel moeite mee. Mijn ouders waren gelukkig niet van goed en fout, dat scheelt dan weer wel, maar wel met normen en waarden dus ook een samenleving opbouwen. Die heb ik ook meegenomen. Het geloof heb ik ver achter me gelaten ondertussen, niet alleen maar het christelijk geloof, ook het economisch geloof. Maar de normen en waarden die daaraan hangen en de samenleving is meer dan alleen maar een verzameling van losse individuen. Dat hou ik zeker wel vast.
Amy: Welke toegevoegde waarden wil jij hebben binnen de samenleving?
Laurens: Ik hoop dat uit dit gesprek ook wel duidelijk is dat ik niet heel erg heel veel hoge ambities voor mezelf heb. Ik ben in dit vak gerold, ik ben hier gekomen omdat ik af en toe eens gevraagd werd of ik iets wilde gaan doen. Ik heb ook niet een idee “Nu moet dit gebeuren.” Het enige dat ik weet is dat ik mij oprecht moet inzetten. Wat ik hoop na te laten, ik weet zeker dat ik nalaat dat Amsterdam een bouwpiek heeft gehad in deze periode. Als je naar de afgelopen 100 jaar kijkt is dit de derde keer dat we in zo’n grote bouwpiek zitten. Wat dat betreft, ik weet zeker dat ik dat nog gedaan heb maar ik hoop dat dat straks niet het enige is waar mensen mij gaan herinneren. Ik hoop dat ze me vooral ook herinneren dat ik dat middensegment tot stand heb laten komen, dus een semi-gereguleerd segment. Maar wat ik eigenlijk al een hele belangrijke winst vind toen ik wethouder werd, er werd constant gesproken over “Er zijn te veel betaalbare woningen, er zijn te veel sociale huurwoningen.” Dat was toen ik hier wethouder werd. De eerste vier jaar van mijn wethouderschap heb ik alleen maar feiten gepresenteerd. Hoe dat afnam, hoe we niet met 50% van de Amsterdammers in 40% van de woningen kunnen gaan zitten. Ik heb alleen maar feiten gepresenteerd. Ik zat in een wat rechtser college destijds, met twee rechtse partijen. Dus ik kon die tendens ook niet heel erg enorm keren maar hoe ik merkte dat de samenleving in 2014 nog zei “Er zijn te veel corporatiewoningen”, dus prima. Tegen die achtergrond kwam er een verhuurdersheffing en dergelijke, want de corporaties hadden toch gewoon veel geld en hadden niet zo veel belang meer, naar het heden van nu, dat mensen zeggen “Er zijn veel te weinig sociale huurwoningen, die verhuurdersheffing moet er zo snel mogelijk af en er moet veel meer gebouwd worden.” Dat vind ik misschien nog het grootste winstpunt. Dat is niet iets dat ik heb bereikt maar wel waar ik samen met een hele hoop activisten, andere mensen die ideeën over de woningmarkt hebben wel de ideeën over de woningmarkt heb gerationaliseerd waardoor we weer met elkaar zien waar de echte tekorten zitten in plaats van dat we elkaar lopen na te toeteren dat er ergens geen probleem is terwijl er wel een probleem is.
Amy: Hoe neem je anderen mee?
Laurens: Ik probeer altijd een stapje vooruit te denken en ook wel een paar stappen vooruit maar vooral met je handelen een stapje vooruit. Dus ik ben niet van de “In 2050 is er een enorme ellende en dat moeten we voorkomen”, wat je vaak bij duurzaamheidsdoelen ziet. “In 2050 is er een enorme ellende dus we moeten nu wat doen.” Ik ben veel meer van één stapje vooruitdenken, “Wat hebben we nu?”, dus ik probeer de geluiden mee te nemen. Als ik een groot debat ga hebben over kameren, zo’n onderwerp wat in Amsterdam best groot is, een woning opknippen in kleine kamertjes, dan ga ik eerst bij heel veel mensen langs die in een verkamerde situatie wonen of die graag een kamertje willen huren om die geluiden te laten leiden. Dus hoe neem ik mensen mee? Door de cijfers, de rationaliteit. Mensen om me heen worden er gek van, hoe vaak ik vraag om cijfers. Bij alles wil ik cijfers hebben. Er moet een rationaliteit in zitten. Daarnaast probeer ik dat te koppelen aan de individuele verhalen van mensen. Op die manier probeer je mensen mee te nemen in de politiek. Omdat mensen zo belangrijk zijn, de andere leaders in wonen ook aan die tafels waarin je praat met andere partijen moet je daar constant helder in zijn: Wat is het probleem? Wat ik één van de belangrijkste dingen vind, mijn roep, op een gegeven moment dacht iedereen dat ik voor de noodknop van van Gijzel was, voor die middel dure huurwoningen die betaalbaar zijn. Het was een compromis. Dat was niet mijn noodknop. Wat ik elke keer weer tegen mensen heb gezegd is “Mijn deur staat ook open naar een andere oplossing maar als ik hier naar de feiten kijk zien we dat hier de woningen als ze vrijkomen – en we hadden toen nog 50.000 sociale huurwoningen in handen van particulieren en van die 50.000 woningen zouden ongeveer 40.000, als ze nu vrij zouden komen, gelijk naar het dure segment gaan, dus ze zouden het hele middensegment overslaan – vind je dat niet gek?” Die vraag stelde ik aan beleggers en ze zeiden “Ja, dat vinden we wel een beetje gek. Het zou mooi zijn als we dat in het middensegment laten.” Ik vroeg het aan de minister, ze zei “Ja, dat vind ik ook een beetje gek, daar moeten we wat aan doen.” Dus hoe neem je mensen mee? Door constant weer heel rationeel een feitelijk verhaal te koppelen aan mensen, aan mensen voor te leggen, dan heb je in ieder geval een gedeeld probleem. De mensen die ik uiteindelijk tegenkom zitten overwegend allemaal in posities waar ze ook problemen willen oplossen. De enige vraag is: Welke oplossing kiezen we met elkaar?
Amy: Zijn er specifieke mensen of boeken die jou geïnspireerd hebben?
Laurens: Wat ik heel interessant vind zijn mensen die de economie durven uit te dagen. Karl Marx is er natuurlijk eentje. Ik vind Piketty interessant. De laatste tijd heb ik het boek van Josh Ryan-Collins gelezen, dat was een wetenschapper die aangeeft dat de prijs van de woningmarkt niet bepaald wordt door vraag en aanbod maar de verstoring van de kapitaalmarkt en beschikbaarheid van kapitaal veel meer leidend wordt. Dus zo zijn er allerlei denkers die met name het economisch stelsel durven uit te dagen want het economisch stelsel is gebaseerd op drijfzand omdat er een aantal veronderstellingen zitten die niet passen bij de realiteit. Dat vind ik altijd heel inspirerend, mensen die dat op wat voor manieren dan ook durven aan te geven. Overigens, een boek van Keynes bijvoorbeeld heeft me natuurlijk ook geïnspireerd want je moet ook weten hoe mensen wel kunnen geloven in die vrije markt en hoe dat kan werken.
Amy: Ik ben nog wel benieuwd hoe jij de verhouding tussen werk en privé combineert zodat het ook voor iedereen thuis goed werkt?
Laurens: Dat is misschien wel de pittigste vraag die je kan stellen! Werk en privé, sommige mensen weten hoeveel uren ze werken, ik weet dat helemaal niet want dat loopt bij mij gewoon helemaal door elkaar. Ik sta eigenlijk constant aan. Ik ben de 40 ook gepasseerd, dus ik heb ook af en toe dat ik om een uurtje of 22 uur ‘s avonds zeg “Nu leg ik de telefoon echt even terzijde, ik leg de computer even weg en eventjes niet.” Maar voor de rest sta ik constant aan en je bent constant aan het nadenken over “Wat wil je dat er gebeurt?” of je bent mensen aan het bellen. Mijn vrouw heeft een beetje dezelfde passie als ik, tenminste zijn we lid van dezelfde partij, dus dat maakt het soms ook wat makkelijker om te begrijpen. Mijn stelling is altijd het volgende: Als je echt iets wil kunnen doen voor een ander moet je ook wel je eigen zaakjes op orde hebben. Dat is soms best lastig, één van mijn kinderen is ziek geboren, dan heb je dus echt je zaakjes even niet op orde. Een paar keer werd hij opeens in het ziekenhuis opgenomen en dan heb je je zaakjes niet op orde. Dan ben ik serieus even hier op de winkel aan het passen, maar dan merk ik dat het stukje extra drive om weer dat stapje extra te zetten echt even moeilijk is om te leveren terwijl ik juist denk “Die drive, dat extra stapje, dat is wat ik kan.” Want in die tijd – ook de coronatijd, dat was ook een tijd dat even alles niet helemaal ging – ben je als wethouder een beetje een manager aan het worden. Als het thuis ook niet goed gaat ben je even manager, dan heb je echt dat stapje extra nodig en dat zit hem niet in uren maar in je mindset dat je even je hoofd kan leegmaken en even een stap kan doordenken. Ik ben alleen maar blij met mijn vrouw en natuurlijk mijn lieve kinderen, dat ik dat ook mag combineren.
Amy: Je zegt “Ik sta altijd aan”, hoe ontspan je?
Laurens: Deze combinatie heeft me wel ongeveer al mijn hobby’s gekost, dat is waar. Ik ben in mijn vrije tijd ook nog zaalvoetbalkeeper maar op een gegeven moment heb ik aan mijn voetbalteam gevraagd of er ook nog een tweede keeper kan komen die dus de andere helft van de wedstrijden doet omdat ik ook vaak niet op de wedstrijd kon komen. Ik denk dat elke luisteraar met relatief jonge kinderen – ik heb er eentje van nul, eentje van drie en eentje van negen – weet dat dat ongeveer je hele leven is als je daarnaast ook nog een baan hebt. Dus de ontspannende momenten zijn sporadische sportmomentjes; even op de racefiets, dat is een heerlijk momentje. Maar soms sta ik ook net iets te lang onder de douche – dat is niet goed voor het milieu, dat geef ik toe – om even dat ontspannende nadenkmoment te hebben van “Wat wil ik eigenlijk vandaag of deze week gaan doen?” Je moet dat af en toe eventjes erbij zoeken en vooral denken, mocht het even komen, mocht er even wat inspiratie komen, dan ook even je hoofd daartoe zetten.
Amy: Ik ben nog wel benieuwd of ik iets vergeten ben te vragen waarvan je zegt “Dat wil ik toch eigenlijk nog even benoemen”?
Laurens: Naar mijn weten niet, je hebt ontiegelijk veel gevraagd, veel meer dan ik eigenlijk wilde vertellen vandaag.
Amy: Ik vind het in ieder geval heel mooi om te zien dat je zo bevlogen bent en dat er zoveel initiatieven zijn binnen de gemeente om ook echt het middensegment zo belangrijk te maken en dat je ook zegt “Dit wil ik dat het herinnerd blijft aan de tijd dat ik hier wethouder was”, ik vind het een heel boeiend gesprek geweest. Dus dankjewel! Ik zou je tot slot willen vragen om de volgende zin af te maken: Wonen is…?
Laurens: Een betaalbaar en goed huis voor iedereen.
Amy: Dankjewel! Namens Lawood mag ik je nog een bedankje aanbieden.
Leuk dat je luisterde naar de podcast Leaders in Wonen. Voordat we afsluiten wil ik graag de partners van deze podcast bedanken: NHG, Calcasa en Hyarchis. Vergeet je niet te abonneren bij Spotify of Apple, tot de volgende podcast!
Recente reacties